4 trekkelijkheid zal zijn, doet eigenlijk niet zoo bijster veel ter zake. Neen, de Haarlemmer zelf moet zooveel hart voor zijn mooie oude stad hebben, dat hij dit ondoordachte optreden niet langer lijdelijk kan aanzien. Oude gevels van welken aard, welken vorm en uit welke eeuw ook verdwenen overal in de stad. Het is alles antiek wat wordt opgeruimd en is het nu niet eigenaardig, dat bijna ieder zonder uitzondering oog voor „antiek" heeft, het althans met goud betaalt om het te bezitten, doch onverschillig en lauw blijft, wanneer zijn eigen stad van haar sier en tooi wordt ontroofd. Er is geen straat, of zij moest het ontgelden, te veel, veel te veel om ze op te noemen, doch wie zich de moeite getroost door vergelijking na te gaan, wat er in dit opzicht gebeurde, zal tot de zelfde troos- telooze ontdekking komen. Een paar afbeeldingen in dit verslag opgenomen mogen voor zich zelf spreken. Wat doet Haerlem daartegen? Veel en velerlei. Met veel goede woorden en weinig geld trachten wij erger te voorkomen, en hebben wij ook wel succes gehad. Er is echter nog een ander, op den duur misschien doeltreffender middel. De jeugd te wijzen op en te laten zien, wat voor schoons Haarlem bezat en gelukkig nog bezit. In het eind van 1928 hebben wij de voorbereidende maatregelen genomen, om de schooljeugd op de Hoofdwacht een aantal projectieplaatjes, vervaardigd naar teekeningen en prenten uit den stedelijken atlas te laten zien. Dit verslag kan daarvan nog niet getuigen, doch het volgend jaar zullen wij kunnen melden, met hoeveel aandacht de jonge Haar lemmers die afbeeldingen op het doek hebben bekeken. Van het opkomende geslacht moeten wij het hebben; de liefde voor het mooie oude in de stad, waarin zij straks meer beseffend zullen leven, hopen wij op deze wijze bij hen aan te kweeken. Gelukkig zijn onze middelen tot verspreiding van de kennis van Haarlem's verleden hiermede geenszins uitgeput. Ook verleden jaar werd voortgegaan met nieuwe uitgaven aan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1928 | | pagina 10