of drama's vol hartstochtelijke beroering of schokkende
werking. De sterke bewogenheid van zijn leven was
geheel innerlijk.
Dit is juist de groote beteekenis van VAN Looy
als kunstenaar, als dichter, dat die diep-innerlijke
bewogenheid de schijnbaar onbeduidendste voorvallen
en meest alledaagsche menschen en dingen met een
sfeer van schoonheid omhult, waardoor zij uit hun
kleine plaatselijkheid en tijdelijkheid worden opgeheven.
De innerlijke kracht die dit vermag, is wat men
gewoonlijk de fantazie noemt, maar dan zonder den
bijsmaak van „fantastisch"; enkel als kracht van
opheffen, van ontroeren, van verrijken door eigen
warmte van hart, gelijk Rembrandt dat ook deed
in zijn kleinste krabbels.
Door zijn bron-heldere menschelijkheid, zijn uit de
volksnatuur zelve opgebloeide oorspronkelijkheid waar
niets in de buitenlandsche litteratuur mee kan worden
vergeleken, bleef van Looy's fantazie zoo gezond en
jong; en daardoor bleef het ook altijd een hoog genieten,
om in zijn vizioenen te worden meegevoerd. Want
zijn beschrijvingen, hoewel gebaseerd op het scherp
waarnemen van een schilder en het hartelijk medeleven
van een echten volkszoon, behooren niet tot het
naturalisme. Zij stijgen daar ver bovenuit, van het
begin af (,,Een dag met sneeuw", uit 1886) tot het
eind (het boek „Jacob", op enkele bladzijden na
voltooid, in 1930 verschenen). Zij geven de met vijf
zintuigen waarneembare uiterlijkheid der wereld sterk
beeldend weer; de zintuigelijkheid is er echter niet
als doel om haarzelfswil, maar als middel om het
zonnige leven van geest en van gemoed tot een andere
hoogere werkelijkheid te maken. Een teedere humor,
een even glimlachende ironie sproeien daar soms