33 overheen als een milde voorjaarsregen. En tot het laatste toe bleef hij zich-zelf, soberder in uitdrukkings wijze, maar des te fijner en, bij alle sterk visueele beelding, des te meer onmaterieel. Anders dan het velen zijner tijdgenooten van de generatie van tachtig verging, wordt VAN Looy door het thans jongste letterkundig geslacht met bewondering en diepen eerbied genoemd. Jacobus van Looy," zoo sprak een hunner in een daarna in druk verschenen radio-rede, ,,durf ik zonder aarzeling onzen grootsten prozaschrijver der laatste vijftig jaren te noemen, en het zou niet overmoedig zijn aan die vijftig nog vele toe te voegen." Wie zijn leven wil leeren kennen, leze aandachtig al zijn werk, niet alleen de trilogie „Jaapje", „Jaap", „Jacob". Overal leeft hij zelf, de schilder, de zuivere mensch, de dichter-in-proza. Weinige zijn de gedichten, meest sonnetten, die van Looy publiceerde. Maar hij heeft er vele geschre ven, en wat er ons van bekend werd, o. a. hier en daar in zijn prozaboeken, is van een klank- en beeld schoonheid die niet voor dat proza onderdoet. In 1901 gaf een tentoonstelling in „Arti et Amicitiae" een overzicht van zijn veelzijdigheid en oorspronkelijk heid ook als beeldend kunstenaar. Maar zooals hij als schrijver boven het realisme uitging, zoo ook als schilder boven het impressionisme van toenmaals. Hij schilderde menschen in vizioenen van felle kleur en licht en beweging. Na dat jaar bleef zijn werk bijna zonder uitzondering binnen de muren van zijn woning. Later zal men de gaafheid van zijn schilderwijze, de rijke levensliefde die ook hier elk werk doorstraalt, zeker steeds duidelijker weten te zien. Een veelomvattend en vruchtbaar leven dat de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1930 | | pagina 51