bleek wel zeer duidelijk, welk een aanzienlijke plaats hij in de harten zijner gemeenteleden innam, hoe zeer zijn vele vrienden zijn werk hadden gewaardeerd. Zijn werk als predikant. Binnerts oordeelde, dat zijn eigenlijke taak in de gemeente lag. Dit oordeel getrouw heeft hij, vijf jaren, te Ytens, andermaal vijf jaren, te Meppel-Assen gearbeid; heeft hij, een gelijk getal jaren, de Rotterdamsche gemeente en van 14 April 1907 af de Vereenigde Doopsgezinde gemeente hier ter stede gediend. Gemakkelijk heeft hij het zich niet gemaakt, noch als prediker, als catecheet noch als pastor. Preeken achtte hij zijn voornaamste werk, voor den Zondagmorgen bereidde hij zich dan ook ernstig voor. Hij „schudde zijn preeken niet uit de mouw", zoo als een bewonderaar van zekeren gevierden kanselrede naar eens aan Beets moet verzekerd hebben. Waarop de Utrechtsche hoogleeraar antwoordde: ,,dit is nu juist de plaats niet waar preeken vandaan moeten komen." Binnerts zou het gezegd kunnen hebben, want ook hij wist wat het maken van een preek ver- eischt. Hij kende de diepste ervaringen, de vroomste verlangens van het menschenhart. Daarom ontroerde hij, daarom stichtte hij. In zijn preekbundel „Het ééne noodige" heeft hij ons een proeve van zijn Evangelie prediking nagelaten. Van het Evangelie, dat voor hem was „de boodschap van de heilige liefde Gods, door Jezus Christus belichaamd en in beginsel gebracht". Die boodschap heeft hij gebracht aan een tot het laatst toe talrijk gehoor, en God heeft wel menigmaal zijn woord gezegend. De catechisatiekamer bood hem de welkome gelegen heid van zijn door gestadige inspanning verkregen kennis aan zijn leerlingen mee te deelen en bij hen belangstelling te wekken voor wat wezenlijk groot en goed is. Niet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1932 | | pagina 35