gebied bevatte toen nog Haarlem, Haarlemmerliede, Heemstede en Schoten. De tijns van Bloemendaal c.s. zal met de heerlijkheid aan de heeren van Brederode verleend zijn; Zandvoort als zeedorp had geen belast bare grond en het kleine landgebied van Spaarndam, de Oude Spaarndammerpolder, is wellicht eerst na de vestiging der tijnsrechtsverhouding tot land gemaakt. In de derde plaats heeft „HaerLemmerambacht" de „prochie van Haerlem" of kortweg ,,Haerlem" voortgeleefd als onderdeel van het hoogheemraadschap Rijnland en zulks ook tot diep in de zestiende eeuw. Dit Haarlemmerambacht bestond uit: de stadsvrijheid van Haarlem, Schoten, Spaarndam, Bloemendaal, Heemstede met Bennebroek, Haarlemmerliede en Raasdorp benevens de buitendijksche landen van Spaarnwoude aan de Liede. Aan deze derde verschij ning van Groot-Haarlem meen ik voor de kennis van hetgeen vóór de stad-stichting bestond de meest door slaande beteekenis te moeten toekennen. Dat de lokale normaal-waterschappen op het oude land (de bannen van het Noorderkwartier, de ambachten van Holland tusschen Maas en IJ, enz.) niet anders zijn dan functioneele afsplitsingen van de algemeene bur gerlijke besturen en dus ook in oppervlakte de oude ambtsgebieden dier besturen vertegenwoordigen, is een zeer bruikbare werkhypothese gebleken, die we hier te eerder mogen volgen, daar de resultaten ervan voor dit geval door de begrenzing van de kerkelijke parochie en van het tijnsgebied worden ondersteund „Haarlemmerambacht" moet zijn wezen als water schapsterritoir dus hebben gekregen, toen de dorps gemeente van dien naam nog in haar geheel was, d. w. z. vóór de verheffing van Haarlem tot stad. Iets dergelijks blijkt bij het (tot 1870 in stand gebleven)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1932 | | pagina 66