Het klooster der Jacobijnen was voor een deel over
de Beek gebouwd; van Koningstraat, Gr. Houtstraat
en Kerkstraat (Warmoesstraat) voerden bruggen er
over naar 't Sant. Bekend is dat van de Beek
in 1544 bet voorlaatste deel overwelfd werd op last
van de Vroedschap ten verzoeke van HH. Kerk
meesters der S. Bavo ter uitbreiding van het Kerkplein;
door twee houten luiken afgesloten openingen bleef
het mogelijk, dat het Beekwater bij brand en nood
nog gebruikt kon worden. M.aar Coornhert's huis op
het Zand wordt in 1547 nog beschreven ,,streckende
,,over de Beke mit een zomerkoeckentgen" (zomer-
keukentje). In 1866 werd met het watertje bij de
Raakspoort het laatste deel van de Beek overwelfd
en als stadsriool deed ze haar laatsten dienst aan stad
en stedeling.
Draagt de Beek alle kenteekenen door menschenhan-
den gegraven te zijn, dit is eveneens stellig het ge
val met den aansluitenden waterloop ten Westen van
de stad: de Brouwersvaart op oude kaarten ook als
de Vaart aangeduid, die aan de Beek haar water
toevoerde.
De oudste Brouwersvaart eindigde oorspronkelijk
(Zie Allan, Deel II, bl. 131) in de Oude Brouwerskolk,
ongeveer gelegen bij de snijding van de (Aerden-)
houtvaart, oudtijds Ruyckebiervaart geheeten. Eerst
later toen waarschijnlijk dit venige water niet helder
genoeg meer was of mogelijk niet voldoende helder
water opleverde, werd de Rampevaart gegraven, dwars
door de afgezande gronden der familie Ramp in ver
band met het watertje dat uit Elswoud komt. Dit
was dus het Westelijker vaartdeel en daarbij aan
sluitend een nieuwe Kolk, thans het Kolkje.
Lang schijnen de brouwers toch nog voor hun