Er werd in der haast eene onbeholpen kopergravure van gemaakt, met het volgende kreupele onderschrift: Buijten Haerlem (wondersaecken) In het houd dees beelden staeken; Sonder hand daer in gestelt. Wat maght wesen? mij vertelt. Burger, wilt gij wel gelooven, Dat het werken sijn van boven! 'K bid U, hier doch niet en spot, In het hout soo leeft oock God x). De strijdlustige Samuel Ampzing trok op de hem nogal eens eigen vinnige wijze, tegen deze gezochte uitlegging van leer. Rumor in casa. P. Saenredam maakte eene andere en veel mooier prent van hetzelfde voorval, welke eene toelichting en beschouwing be vatte, die niet van bitterheid vrij was en alweder onvriendelijke woorden uitlokte. De zaak zelve was van luttel belang, misschien alleen, zoo zij meenden, voor degenen die er zich in gemengd hadden. Het eenige goede dat eruit voort kwam, was de uitgave der bovengenoemde prenten, welke nu tot de grootste zeldzaamheden behooren 2). Toen dit beuzelachtig gekrakeel ontbrandde, was de eigenaar van Cloeckendael reeds eenige jaren overleden. x) Men vond in Haarlem wel meer van die merkwaardigheden der natuur. In de Verhandelingen uitgegeven door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (deel 1758, Berichten blz. 34) komt eene afbeelding met toelichting voor, der Veertien gezichtjes of landschapjes, den lOen November 1757 door Joost Schut, timmerman en schrijnwerker te Haarlem, ontdekt bij het afzagen en in het hout van eenige appelboomen stoelen. De Maatschappij liet die gezichtjes afteekenen door Tako Jelgersma, in koper snijden en voegde ze tot opheldering bij haar bericht. 2) Fr. Muller, 1584.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1932 | | pagina 83