Leiding van inlandsche onderofficieren voor de Nederl. en
gouvernementsmarine in Oost-Indië. Toestand van bet per
soneel bij die takken van dienst en middelen tot verbetering
daarvan, zullen de marine-autoriteiten den Konstabel-
majoor met klem ambtenaarsdiploma reeds minder
in dank hebben afgenomen. En met een artikel in
de Javabode van 13 Juni 1885: Krijgstuchtverslapping
bij onze Zeemacht haalde Kriens zich allerlei narigheid
op den hals. De reeds afgekomen resolutie van pro
motie tot Opper-Konstabel kwam niet tot uitvoering
een benoeming tot Schout van Batavia, die in uitzicht
kwam, werd van hoogerhand verijdeld door Kriens
terug te zenden naar Nederland, waar hij, recht
zoekend bij het Ministerie, ten slotte besloot tot een
eervol ontslag uit 's lands dienst, dat hem verleend
werd op een zijns inziens beknibbeld pensioentje.
Kriens heeft zijn grieven over dit alles in een bro
chure vastgelegdKmjgstuchtverslapping bij de marine en
mijn ontslag uit 'stands zeedienst, 1887. Van de Java-
Bode, waaraan hij destijds maritieme artikels leverde,
bleef hij in Amsterdam medewerker en werd daar
ook weldra als verslaggever aan het dagblad De Echo
verbonden.
Hoe vaardig hij zeker zijn nieuw emplooi eenige
jaren diende, voor journalist was Kriens niet in de
wieg gelegd, zijn zeemanshart bleef naar het water
haken. Het ambt van water-schout, dat te Batavia
hem in '85 ontgaan was, viel hem gelukkig te Harlingen
in 1890 ten deel, dank zij burgemeester Speelman,
zelf een oud-marine-officier. Te Haarlem, waar hij
in '98 als no. 1 van de voordracht benoemd werd
door den Raad, waarvan toen dezelfde Jhr. Baronet
Speelman lid was, heeft Kriens het havenmeester
schap (met wat hiermede aan bemoeiing voor het