79
nomen met onze Indische plannen en waarschuwt ons tegen
mieren en kakkerlakken 1 maar van het Hollandsche:
j'en ai par dessus mes yeux; dat kan ik U zeggen".
Van Potgieter hadden ze (15 Jan. '68) gehoord: Van
de groote zaak nog niets naders? Het zal mi) vreemd zijn,
als ik over eenige weken, aan U denkende, mij zeiven
vragen moet; hoe zouden ze het hebben? prettig of stik
kend? en tevreden of gedenkende aan Sorghvliet?
Eéne gedachte wordt mij hoe langer hoe lieverZij komen
spoedig terug". (D. I, 215). Ze hunkerden intusschen,
om uit het land van kille mist en regen naar 't zoele Zuiden
weg te gaanen waagden het een voor 10 jaar gewaar
borgde betrekking van ƒ5000.— 's jaars prijs te geven
voor eene, die voorloopig van één jaar was a ƒ1000..-
per maand, zonder vergoeding van de reis. Ter verkrijging
van vrijen overtocht had Huet van het conservatieve
Ministerie de opdracht aanvaard, om een rapport uit te
brengen over de Indische pers. Dat en hoe hij in ,,de
erbarmelijke maand Januarij" '68 dit resultaat bij den
Minister Hasselman had bereikt (G. 1925, 255257),
daarvan had hij Potgieter, die volgens hem recht had zijne
verborgenste gedachten te weten", noch zijnen zwager,
dr. van J. C. van Deventer, één woord gezegd. Beiden
vonden, toen eenige weken na het vertrek naar Indië
het geheim uitlekte, als vele anderen, toen en later,
Huet's handelwijze niet sympathiek. Anna noemde in
dezen haar man „wel eigenzinnig, maar niet laaghartig".
(H.S.) „Na de ontvangst van telegrammen uit Batavia
staat het menschelijkerwijze vast, dat wij in de eerste
dagen van Mei per landmail naar Batavia zullen vertrek
ken", meldt Huet den 4en Febr. '68 aan Potgieter (C. II, 4),
tevens van hem gaarne een voorschot van ƒ3000..1 „voor
den overtogt" tegemoet ziende. Geen antwoord was het
antwoord. „Niet al te vermoeid" verliet Anna met
man en kind „niet zonder weemoed" haar huis. „Hoe moet
zij het gevonden hebben bij hun vertrek naar de Oost geen
enkel bewijs van belangstelling van onzen kant te onder
vinden? Wij waren nog al vertrouwelijk in Holland en
ik dacht, dat ze van mij hield," schrijft Charlotte uit Para
maribo den 7en October '71 aan Sophie. (H.S.2). Per
trein gaat het naar Marseille (2 Mei), waar alle drie