Kruseman's werk niet deelt. „Zeg het maar niet, dan schrijft zeker iemand het toe aan jaloesie" (H.S.). In het volgende jaar verslapt de correspondentie tusschen de beide vriendinnen; er gaan slechts twee brieven naar de Lelie gracht; „geen wraak over dat ge zelf mij nooit meer schrijft; maar we zijn weer zeer vervuld met plannen voor Gideon. Langer dan een jaar willen we den 14-jarige niet hier houden. Toch kan Huet zeker in de eerste jaren niet weg. Helaas! ik met Gideon alleen? Vreeselijke ge dachte ^van gescheiden te moeten leven van mijn man! In 1875 U weer te zien, is het eenige lichtpunt. Niemand toch in gansch Europa begrijpt Gi en mij en onze nooden en behoeften zoo goed als Mijnheer Potgieter en gij. Op wie in droefheid en blijdschap zouden wij anders steunen dan op U? Mijn eigen broeder (in Amsterdam op de beurs) heeft het te druk, en zijne vrouw is mij geheel vreemd. En van Huet s familie? Och, ge weet, zorgen geeft die veel, doch steun geen zier. Ons plan is, dat Huet alleen in ons lief huis zal blijven wonen en over 2, 3 jaar ik alleen naar Indië terug! \V7j zijn tot de overtuiging gekomen, dat Gideon zijn opvoeding in het buitenland moet ontvangen. Huet vreest hem in den oud-Hollandschen sleur te laten vervallen daarbij is hij vooral voor Gi tegen H.B. School en wenscht voor hem Grieksch en Latijn. Gideon wil zoo goed als zeker auteur, waarschijnlijk historisch-schrijver worden. Zeer wenschen wij, dat hij een vreemde taal, liefst Fransch, zoo goed als Hollandsch leert schrijven, om met tot zijn vaderland beperkt te blijven. Misschien naar Lausanne en daar de scholen bezoeken, om klaar te komen voor de hoogeschool. En dan ik terug! Wat zegt Mijnheer Potgieter van deze plannen? Hoe ik er over denk, om Huet te moeten verlaten, bevroedt gij. Somtijds denk ik, dat ik dit niet overleven zal". (20 Febr. '74. H.iS.) 4 Sept. 74 bericht Anna hare vriendin, dat de plannen over Gideon, waarover Mijnheer Potgieter van Huet heeft gehoord, zóó gerijpt zijn, „dat we elkander over een half jaar zien. Gideon alléén weg gaat niet. Met Maart gaan Gi en ik van hier. Eerst twee, drie maanden in Holland, dan Huet schrijft daarover aan JVlevrouw Bosboom-Touissaint (A. I, 282): zouden het niet kunnen verantwoorden, zoo wij Gideon nog langer op de magere Indische pitance (Gymnasium Willem III) lieten teren".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1935 | | pagina 118