100 en het antwoord luidde, dat hij geen oogenblik getwijfeld, of althans, het zeer bepaald vermoed had. Nu, dit maakte het voor mij zeer gemakkelijk. Hij weet het dus nu; maar hij heeft mij gezworen, dat die wetenschap met hem ten grave dalen zal. Even gemakkelijk had ik het gisteren te Amsterdam met Quack, dien ik aan zijn kantoor in de Bank bezocht. „In vertrouwen" deelde hij mij mede, dat er „eene verrassing" voor mij in het zout lag, bestaande in een „heel mooi" artikel, dat 1 Maart in de Gids ver schijnen zou: een artikel, „geschreven door eene Haarlem- sche dame" en „aangeboden door A. C. Kruseman". Het zal U misschien verwonderen(?), dat ik bij die mededeeling geblikt noch gebloosd heb. Maar het ié zoo. Ik bloosde noch blikte. Dit zaakje beschouw ik dus als afgedaan en een voornaam doel van mijn reis daardoor bereikt". Een paar weken later (A. II, .161) bedankt hij Mevr. Bos boom Toussaint voor een hartelijke briefkaart van heden vóór 8 dagen: „Parijs, 13 Maart 1880. Hooggeachte Mevrouw,... Gideon had de opmerking gemaakt, dat men zeer wel U zelve voor de schrijfster van het opstel over mij in de Gids had kunnen houden; en, wanneer ik alleen let op Uwe vriendschap voor mij, dan prijs ik de juistheid van zijn inval. Anderen hebben Mr. Quack genoemd op grond, dat zijne schrijfwijze eenige overeenkomst met die van Hasselaar vertoont. Het is echter duidelijk, èn dat C. Hasselaar mij eene warme genegenheid toedraagt, èn dat hij volstrekt onbekend wil blijven; want er is in Neder land niemand, die zoo heet, dien leeftijd bereikt heeft en zóó de pen weet te voeren. Dit is, om U de waarheid te zeggen, het eenige, wat mij in het opstel niet bevredigt. Ik zou het nog aangenamer gevonden hebben, zoo aan den voet van het artikel de naam te lezen had gestaan van een algemeen bekend auteur. Doch met reden zult U beweren, dat „le mieux" de vijand is van „le bien", en ik tevreden moet wezen, door een zoo bevoegd en zoo onpartijdig persoon met zooveel erkenning en zooveel ingenomenheid te zijn beoordeeld". Kort daarop, Parijs 31 Maart '80, verzekert hij den waarden Heer ten Brink, dat het opstel in de Gids over mij niet van Mr. Quack is. Eigenlijk wilde wilde ik wel, dat zijn naam of een andere, even goed klin kende eronder stond. Want het eenige, wat mij verdriet is,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1935 | | pagina 128