lemmer van geboorte, een bekende persoonlijkheid in
werkgeverskringen en Mr. J. H. Thiel, oud-wethouder
en oud-inspecteur van het handelsonderwijs, die de
gemeenschap ook nog op velerlei andere wijze diende.
Zij allen zullen in het Jaarboek door bevoegde hand
uitvoerig worden herdacht.
Ondanks het verlies van talrijke leden door over
lijden of vertrek naar elders, mocht het ons, dank zij
de voortgezette uitgebreide propaganda gelukken, het
aantal nogmaals te doen toenemen, zoodat dit sinds
de vorige opgaaf (412) groeide tot 433, derhalve een
winst van 21. Dit stemt tot tevredenheid, evenals de
groote belangstelling, welke de bijeenkomsten en uit
stapjes hadden.
Op 29 Januari sprak de Heer P. T. A. Swillens,
technisch assistent bij het Kunsthistorisch Instituut
der Rijks-Universiteit te Utrecht over ,,Pieter Saenre-
dam, den schilder van kerkinterieurs te Haarlem",
terwijl wij op 27 Maart den Heer A. A. Kok, architect
te Amsterdam bereid vonden te lezen over het onder
werp ,,Het bewaren en herstellen van oude bouw
werken", welk onderwerp zoowel van de technische
zijde als van den aesthetischen kant werd belicht,
waartoe ook de lantaarnplaatjes het hunne bijdroegen.
Een maand later (25 April) hield de Heer H. van
Borssum Buisman, conservator der kunstverzameling
van Teyler's Stichting een kunstbeschouwing over
,,Adriaen van Ostade en enkelen zijner leerlingen".
De directeuren van Teyler's Stichting waren zoo
welwillend geweest om een deel der kunstschatten
voor dezen avond ter beschikking te stellen. Door de
groote belangstelling werd de bijeenkomst op 29 April
herhaald.