108 Lieve Sophie, verbeeld U, dat Huets arme broeder Piet, in '80 getrouwd, de eenige, die nu nog over is, opnieuw naar een krankzinnigengesticht is moeten vervoerd worden. Het is vreeselijk. Het doet denken aan een antiek verhaal, waarin de goden in hunne wraak een geheel geslacht ver delgen. Hoe zou het mijn man hebben gegriefd! Ik ben zeer bedroefd en zal dit wel altijd blijven". (H.S.) Bracht de geringe hoop, dat haar teere Gideon ooit een gezin zou stichten, Anna in die droevige stemming? Den 30 Sept. '86 komt Anna, na verteld te hebben, dat het afdoen der zaken in Indië wegens den grooten afstand wel tot het eind van het jaar zal duren en zij en Gideon de handen vol hebben met het Dagblad (zij met de vertaling van Tolstoi's Katia voor het feuilleton, Gideon als correspondent), met eene vraag tot Sophie, welke een question brülante van eenigen duur zal worden. „Verleden Zondag ontving ik met een portretje van Huet, („een eenig exemplaar (A. I), omdat het wat impertinent van uitdrukking was") dat ik vóór meer dan 20 jaar aan Mevrouw Bosboom had afgestaan, een stapel brieven van Huet. Ik kan U niet zeggen, hoe gelukkig die zending mij maakte. En nu heb ik een verzoek aan U, of liever niet ik, maar Gideon. Gij moet weten, onder onö, dat Gi, zoodra hij tijd zal vinden, gaarne zelf eene biografie van zijn vader zou zamenstellen. Hij heeft daarvoor, naauwkeurig gerangschikt, een aantal stukken en artikelen gevonden, die duidelijk Huets denken en willen aan het licht zouden brengen; maar hij zou ook zoo gaarne daarvoor de brieoen hebben. Bosboom stond ze hem met de meeste goedheid af, wilt gij hetzelfde doen? Gideon zou er U zeer dankbaar voor zijn, en ik ook". (H.S.). Die vraag van Anna deed Sophie niet vreemd aan. Immers voor een jaar of 10, kort na Potgieters dood, had Huet haar hetzelfde gevraagd. Maar zonder succes. 5 Mei 1875 had hij uit Batavia geschreven: „Waarde Sophie, daar die brieven van mij (aan uw broeder) voor U geen waarde zullen hebben, verzoek ik U, ze bij gelegenheid in een ver zegeld pak aan den Heer Noordendorp (boekhandel Amster dam) te zenden. Van Uw broeder bezit ik een massa brieven uit de laatste 6 a 7 jaren en welligt kan ik daarvan èn van mijne antwoorden aan hem naderhand gebruik maken tot zamenstelling van eene bijdrage, niet zoo zeer

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1935 | | pagina 136