110 van haar man, aan zijn vriend Quack als bemiddelaar gericht, (A. II, 326) was zonder resultaat gebleven. In een brief van 11 Juli '87 klaagt Anna aan Sophie: ,,Sints verleden jaar November hoorde ik niets van U" (H.S.). Ze rept dezen keer niet van de delicate kwestie. In den volgenden, die van 14 Dec. '87, geeft een schrijven van Prof. Jan ten Brink aan Gideon, „om de brieven van Uw vader ter inzage te mogen krijgen", haar aanleiding, om te getuigen: „het zou ons doodelijk grieven, indien die door anderen werden gedefloreerd. Ik ben begonnen met het copiëeren der oude brieven; de eerste zijn van 1848 en '49 aan Jules van Deventer, uiterst interessant, ver wonderlijk voor een jongen man van 22 jaar. Daarna zal ik er eenige geven aan mij. Het zal een fraai boek worden. Bijna een roman in brieven. Strijk nu de hand over het hart en zend mij de uwen Zult ge ze mij zenden voor mijn nieuwjaar? Uw broeder en Huet zullen U er voor zegenen." (H.S.). Het nieuwjaarsgeschenk komt niet; doch wel binnen enkele dagen Sophie's besliste weigering. [Daar Anna van ruilen der brieven niet had willen weten, hield Sophie zich verder doof voor Anna's herhaalde ietwat indringerige verzoeken en werkte stil haar plan, geheel in den geest, ja hoogstwaarschijnlijk op verlangen van haren broeder uit; n.l. het netjes, chronologisch ordenen van de brieven van Huet aan Potgieter, om deze bij haar overlijden aan de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek te lega- teeren, onder voorwaarde, dat ze pas 50 jaar na haar broeders dood dus in 1925 voor publicatie beschikbaar zouden worden gesteld. Zoo geschiedde: 2 Januari 1925 werd de groen verzegelde trommel met 14 portefeuilles, keurig verzorgd, geopend, (F. 1926, II, 207209). Sophie had er bij gevoegd 152 brieven, door haar van 1864 tot 1891 van Anna ontvangen met drie voor Potgieter, mitsgaders 27 van Charlotte Huet, van 1871'78 uit de West aan haar gezonden.] Op Sophie's weigering antwoordde Anna p.o.„opdat ge niet in den waan zoudt verkeeren, dat de weigering van ons verzoek door ons euvel opgenomen was. Dit is het geval niet. „Een ieder zij in zijn gemoed ten volle overtuigd". Intusschen neemt dit niet weg, dat wij van onzen kant Uwe meening niet deelen. Wij geloven aan Huet, die zoo weinig begrepen en zoo bitter aangevallen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1935 | | pagina 138