1 Juni 1901 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de pathologische anatomie te Leiden. Hij bekleedde dit ambt tot 1 Augustus 1904, toen hij een benoeming aannam tot Geneesheer-Directeur van het groote Ge sticht Meerenberg (het tegenwoordige Provinciaal Ziekenhuis te Santpoort). Hij volgde daar den beken den Dr. VAN Deventer op. In 1920 was hij eenigen tijd ziek en op 1 Januari 1921 nam hij ontslag. Hij heeft aldaar zeer veel goeds tot stand gebracht, o. a. bevorderde hij de afschaffing van de celverpleging van krankzinnigen, bevorderde hij de arbeidstherapie en voerde hij het instituut der gehuwde verplegers in. Maar steeds onder zijn practischen arbeid zette hij zijn wetenschappelijk werk voort. Vooral bloedonder zoek en technische verbetering van microscopisch onderzoek hadden zijn belangstelling. Meer dan 70 artikelen verschenen van zijn hand, ook eenige boeken schreef hij. Hij vestigde zich na zijn vertrek uit Sant poort te Haarlem, waar hij zich door zijn beminnelijk heid en groote belangstelling in cultureelen en humani- tairen arbeid een groot aantal vrienden maakte en spoedig tot de „bekende Haarlemmers" werd gerekend. Van 1921'24 wijdde hij zich geheel aan zijn gelief koosd laboratoriumwerk. Toen bestond het Stedelijk Laboratorium nog niet en verrichtte hij te zijnen huize een groot aantal onderzoekingen ten dienste van vele artsen in Haarlem. Hij huwde in 1891 met Catherina Elisabeth v. d. Linden, die in 1895 overleed. In 1897 hertrouwde hij met Harmina Johanna Bransz. Aan ieder, die hem van nabij kende was het steeds duidelijk welk een hulp en steun hij steeds van zijn vrouw mocht ontvangen. In 1924, tijdens een vacature in de Inrichting voor Epilepsie „Meer en Bosch" te Heemstede, gaf hij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1935 | | pagina 23