de gelegenheid kreeg, in de overtuiging, dat het College
van B. W., onder presidium van Jhr. Boreel van
Hoogelanden, dit zou doen, daar, waar hij dit zelf
niet vermocht.
Ir. Dumont zweeg meestal op de scherpste aanvallen
in de bijeenkomsten, waar hij zijn voorstellen moest
verdedigen.
Straks wist hij, voor het hoogste ressort, in de
vergadering van B. W. de laatste hand aan die
verdediging te kunnen leggen.
Hij schuwde onaangenaamheden, maar ontweek ze
niet. Als het moest beet hij door den zuren appel heen.
Het verschil van zijn opvattingen met de nog heer-
schende, demonstreerde zich al spoedig, toen hij in
een commissievergadering van een der leden te hooren
kreeg: ,,de Heer Dumont zal zich moeten veranderen,
anders gaat het niet tusschen ons".
Zijn repliek op dit brute gezegde was kort en krach
tig: ,,Niet ik, doch de heeren zullen dan moeten ver
anderen"^* een uiting van zijn krachtige persoonlijkheid,
misschien ook gegrond op zijn vertrouwen in dat
hoogste ressort. Zijn capaciteiten, energie, vastheid
van karakter en onkreukbaarheid, hebben 't hem
mogelijk gemaakt, deze houding te blijven innemen.
Een juist beeld van de kern der moeilijkheden geeft
„Verrekijker" in de Opr. Haarl. Courant van 5 Nov.
1927 n.l.
„In eiken raad van eenigen omvang zitten menschen,
die krachtens den aard van hun beroep verstand hebben
of meenen te hebben van bouwwerken. Soms, bij uit
zondering, bekwame architecten maar ook bouwertjes
en grondspeculanten. Van hen kan een hoogst onge-
wenschte invloed uitgaan, die belemmerend werkt op
den arbeid van de menschen, die de geheele verant-