33
1935 en werd op 7 Sept. begraven in bet bisschopsgraf
te Overveen. Wel terecht stond op zijn gedachtenis
prentje deze spreuk aangehaald: Ik weet, mijn God,
dat Gij de harten beproeft en de oprechtheid liefhebt
(I. Par. XXIX. 17).
Met zijn heengaan heeft Haarlem een zijner eerste,
meest hoogstaande en sociaal voelende burgers verloren.
Betreffende dit laatste herinner ik mij een typisch
moment in een van de eerste vergaderingen van het
Comité. Het was toen de penningmeester bij het
beraden van middelen om aan benoodigde gelden te
komen meende iets te moeten zeggen, wat een der
aanwezigen minder aangenaam zou zijn, n.l. dat wij
voor ons werk een beroep zouden moeten doen, op
het bezit der kapitalisten. De heer Reinalda, want hij
was hiermede bedoeld, vroeg bij interruptie den voor
zitter even de opmerking te mogen plaatsen, dat hij
nimmer iets tegen de kapitalisten had gehad, doch wel
tegen het kapitalisme. Hij meende hierbij in goed gezel
schap te zijn, want hij had nog steeds in zijn boekenkast
een werk van Prof. J. D. J. Aengenent, getiteld.
Leerboek der Sociologie, uitgegeven in 1909. Dit werk
bezat voor hem altijd nog groote waarde. De penning
meester kon dus zijn goede bedoelingen betreffende
de beurzen van de door beiden niet versmade kapitalis
ten gerust uitvoeren. Dat Mgr. Aengenent hierover
zijn bekenden gullen lach liet hooren, is te begrijpen.
Bij velen, doch zeker niet het minst bij hen, de
werklooze arbeiders, die volgens de woorden van
Z. H. den Paus in Zijn brief aan den Bisschop van
Quebec ,,de meest onschuldige slachtoffers van deze
wereldcrisis" zijn, zal zijn nagedachtenis in dankbare
herinnering blijven.
W. J. B. van Liemt.