Dat zijne marinecarrière daarmede werd afgesloten,
was voor hem een ernstig verdriet, maar met groote
voldoening kon hij terugzien op zijn diensttijd in de
Zeemacht waar hij zoo gezien was, op het bevel
dat hij over enkele van Hr. Ms. oorlogsschepen
heeft gevoerd, en op zijne deelneming aan de expedities
tegen Atjeh en Lombok.
Na zijn pensionneering vestigde hij zich te Haarlem,
alwaar hij op allerlei gebied zich verdienstelijk heeft
gemaakt. Om in de eerste plaats te blijven bij alles
wat aan de zee annex is, mag genoemd worden het
Vaderlandsch Fonds ter aanmoediging van 's Lands
Zeedienst" en de Kweekschool voor de Zeevaart te
Amsterdam waarvan hij Commissaris werd, bij welken
arbeid hij zich in het bijzonder voor het onderwijs
interesseerde. Voorts was hij gedelegeerd Regent van
de Egmond Stichting waarvoor hp met groote toewijding
de zorgen voor de oude zeelieden behartigde, en ein
delijk ook Voorzitter van de afdeeling Haarlem van de
Koninklijke Nederlandsche Vereeniging „Onze Vloot".
Dat VAN Lennep ook buiten de op de Zee betrekking
hebbende instellingen, zich gaf aan andere functies
van algemeen openbaar belang, moge hieruit blijken,
dat hij Kassier-boekhouder van de Haarlemsche Hulp
bank, Commissaris van de Levensverzekering Maat
schappij Haarlem, en gedurende vele jaren ook Lid
van het College van Regenten van de strafgevangenis
te Haarlem was.
Een zeer sprekend bewijs van zijn warme gevoelens
voor zijn Koningin en Vaderland bleek wel in Novem
ber 1918 toen er plotseling groot gevaar dreigde dat
de S.D.A.P. onder leiding van Mr. Troelstra een
revolutie wilde ontketenen. Op de allereerste geruchten
spoedde van Lennep zich toen naar het Stadhuis te