24
werk niet alleen den beeldhouwer Vreugde toezwaai
den, maar ook den begrijper van de ingewikkelde
opgaven, van de sfeer waarin de beeldingen moesten
geplaatst, de visie op het oostersche type, op fauna
en flora en de compositie daarvan en vooral ook de
trouw bij al dien arbeid steeds gebleken.
Een door den Raad van beheer ingestelde commissie
voor de symboliek verstrekte den kunstenaar noodzake
lijke en waardevolle adviezen en zoo toog hij een
prachtig werk, waarin hij zijn volle gaven heeft kunnen
ontplooien. De jaren 1912—1926 die hij er aan werk
zaam was zullen voor hem de meest gelukkige en
vreugdevolle hebben beteekend.
Het is ondoenlijk een idee te geven van wat hier
door Vreugde is gewrocht geworden in talrijke beelden
en andere bekroningsvormen, in paneelen en verdere
muurvullingen, friezen etc. bij buiten en binnen-
ordonnantie. M.en moet dat zienl Ik memoreer in
de hall de marmeren bustes van Cremer en Hubrecht
en het overvloedig beeldwerk der reeksen friezen en
kapiteelen van de vestibule van het museum en die
van de eerste galerij van den grooten lichthof.
Respectievelijk zijn daarin gebeiteld „de eerste Schip
vaart der Nederlanders naar Oost-Indië onder Hout
man" en de Indische Dwerghert verhalen.
De woning van Vreugde in de Spruitenboschstraat,
eigen ontwerp, rijk met beeldwerk gedacht is onvol
tooid gebleven. (Toch werd de gevel in een „Bosch
en Vaart wedstrijd bekroond). Daar bij de zijnen
was het edele schaakspel zijn liefste verpozing.
In het overvuld atelier zag ik dezer dagen een
interessant beeldwerk, voor enkele jaren in steen
gehouwen, voorstellend een peinzenden kop en „Levens
raadsel" genoemd (Johannes I).