devoir wel doende, in armoede te vervallen, ghelijck
Uodt beetert te veele ghesien is".
Vergeleken bij de woordkeus en stijl van deze ver
maningen en vertoogen staan de bleekersbrieven van
een eeuw later op veel lager peil. De Dortsche garen-
bieekers, waaronder vele nakomelingen en verwanten
van de Haarlemmer bleekers en als deze werkend
voor Haarlemsche handelshuizen, geven geen blijk van
groote ontwikkeling en fijne eruditie
„Versoecke UEd. gunst also de tijdt haest aenkomt
gelieft mp eens te melde op hoeveel vate gare ik wel
sonde kunne staat make voor UEd. te bleeke en ver-
soeke te moge wete hoeveel UEd. de asse in prijs
suit houde hoore die goetkooper is als verlede jaer
soud[wat vroeg indien het sijn kan dat ik mijn divoor
sal doen om wit te krïjge soveel mogelijk is."
„Ik sal om UEd. gunst te behoude, schoon das (sic)
so duyr is, UEd. voor die prijs doen als de andere
bleekers.
Het fraaist schrijft wel Pieter Schuyte: „Uk ben
onder Regt dat UEd. verandert is met Een blijker
soo wenste uk wel om UEd. tot Een klant te mooge
krpge en: „het siesoen van dit najaar heft kragtig
teege gu Loopen —"en als het garen niet naar genoegen
zal zijn: „soo Preden derk (pretendeer ikl) dar gen
Blpk Loon af
,..j "even. van Haarlemmer bleekers uit denzelfden
tpd, het midden van de achttiende eeuw, toonen hooger
kunst in het hanteeren van pen en woord. Het hand
schrift is meestal zeer net, een enkele schrijft zelfs
critisch over een uit Brabant ontvangen brief, dat
deze blijkbaar was geschreven „met een halve draai
wat laat bij de kaars, in een Arabische hand en steyl
van schrijven". Tegenover een enkele cacographie zijn