Berglaan. Onze Haarlemsche patriciër kan echter niet
contant betalen en voldoet dan met een schuldbrief of
kusting, waarin hij belooft die 3760 pond in overeen
gekomen termijnen te betalen.
't Kan natuurlijk niet de bedoeling zijn hier zelfs
maar te trachten de waarde der constrijke heeren
Bleecker te schetsen en toch willen we iets van de
heeren weten. Ik mag hierbij zeker wel een woord
van dank brengen aan Mej. Dr. Kurtz, die mij eenige
bronnen verschafte. Uit een akte van Notaris J. Steyn
d.d. 28 Mei 1640 blijkt, dat Gherrit Bleecker,
schilder, als getuige optreedt. Hij was inwoner van
Haarlem blijkens de notulen van het register der com
missarissen van het St. Lucasgilde in dato 4 September
1640. Daarin staat: „Vragen aan Meester Gerrit
Bleecker schilder, het inschrijvingsgeld van de twee
leerjongens en nauwkeurig de namen dezer leerlingen
op te schrijven en of zij burgers (van Haarlem) zijn.
In de notulen van het St. Lucasgilde d.d. October 1640
staat nog: Mr. Gerrit Claesz. Bleecker, schilder,
betaalt voor 3 zijner discipelen off leerlinghen Pieter
Adelaer van Amsterdam 12 st.(uiver), Pouwelis van
der Goes 12 st., Davit Decker van Amsterdam 12 st.
Op de uitnoodiging ter begrafenis van Gerrit Bleecker
staat: Teghens Dinsdagh den Achtsten February 1656
naer de middagh ten twee uyren precies wordt UE.
ter begraeffinghe ghebeden genoodigd) met Mr.
Gerrit Bleeker, schilder, broeder van Jan Claesz.
Bleecker, swagher van Floris Aelbertsz. van Belegh,
Pompemaker op den hoeck van de Paardensteegh in
de Groote Houtstraat, al waer het lijck sal uytgedragen
worden als vriendt in Huys te komen met de langhe
mantel". De begrafenis zou plaats hebben in de
Groote Kerk.