13
Dagblad van 16 Juli j.l. uitdrukte. Inderdaad het was
bij hem een persoonlijke gave, ongetwijfeld in niet
geringe mate te danken aan overerving.
Afstammeling van de Boreels, die twee van de
meest beroemde diplomaten van de Republiek tot
de hunnen gerekend hebben en die vaderland en
vorstenhuis nog zooveel andere voortreffelijke dienaren
geleverd hebben, van de Fagels die twee raadpen
sionarissen van Holland in hunne rijen telden, van de
Pelser's, de Munter's en de Trip's, de machtige
kooplieden-burgemeesters van Amsterdam, was het of
in hem nog eens voor het laatst de patriciër van
vroeger eeuwen herleefd was, de patriciër van het
soort, dat Holland groot gemaakt heeft.
Want die patriciër had een wijden blik, en al was
hij van zijn jeugd af gewend aan het uitoefenen van
persoonlijk gezag, hij was ruim genoeg om in te zien
dat men met reactionnair conservatisme de wereld, zijn
land, zijn medeburgers niet dient.
Ook zijn opvoeding, in ruimeren zin genomen, leidde
tot verdieping van zijn visie niet alleen op hetgeen
mooi en goed was in het oude, maar ook op dat wat
krachtens tijdgeest gezond verstand en menschlievend-
heid vernieuwing en verbetering behoefde.
Geboren en getogen op het mooie landgoed Water
land bij Veisen, voltooide hij zijn studies in de Rechten
te Leiden, was daarna eenigen tijd als attaché bij
ons gezantschap te Londen werkzaam, ging met zijn
schoonvader Baron Schimmelpenninck van der Oye
mee op een missie naar Rusland bij gelegenheid eener
troonswisseling, zegde toen den diplomatieken dienst
vaarwel om als jong Burgemeester eerst van Castricum,
daarna van Heemskerk ervaring in het gemeente
bestuur op te doen, en tegelijkertijd zich te kunnen