is, en het jeugdige gelaat. We zien de jongen recht in het gezicht. De zachte in het licht glanzende haren zijn op het voorhoofd gescheiden en vallen aan weerszijden tot bijna op de schouders neer. Het gezicht is regelmatig besneden, neus en mond zijn klein. De oogen staan wijd open en turen in onbestemde verten. Daardoor ontstaat een melancholieke uitdrukking. Het licht komt van links boven, de schaduwen vallen in zachte schakeeringen over het doek, terwijl luchtige glimlichten het relief versterken. De achtergrond is vaneen gelijkmatige grijsachtig-groene tint, die om het hoofd lichter wordt. Een vergelijking tusschen deze beide beeltenissen (dat te Praag van het jaar 1650 en dat te 's Gravenhage uit 1654) is zeer leerrijk, en maakt Jan de Bray's kunstont wikkeling gedurende den tijd van die vier jaren duidelijk. De weergave is nu niet meer zoo onbeholpen, de houding van den jongen is natuurlijk en ongedwongen. In het jeugd werk valt ons de hardheid van het model en de onvrijheid der opvatting op. Nu is een veel beter begrijpen der vormen waarneembaar; tegelijkertijd drukt de schilder zich op technisch gebied vaardiger uit. Het licht heeft nu een releveerende functie. In het vroege werk was het niet van veel belang voor de compositie. Het werd daar gelijkmatig over alle onderdeelen verdeeld, zonder accenten te geven. In dit portret (in het Mauritshuis) daarentegen heeft he t licht een belangrijke functie. Door teedere lichtschakeeringen krijgt het gezicht vorm en komt het naar voren. De schilder probeert, met behulp van het licht, de gedaante van den achtergrond los te maken. Nog is dat niet geheel gelukt. Nog steeds is de vormgeving niet zuiver. Ook zijn schilder techniek heeft een verandering ondergaan. In plaats van de onzekere schilderswijs vinden we een breedere penseelstreek. Uit de bovengenoemde hoedanigheden kunnen we dus een groote vooruitgang in zijn kunstontwikkeling constateeren. De talrijke problemen, die we nog in zijn jeugdwerk kunnen lezen, zijn al ten deele opgelost. De vraag ligt voor de hand, aan welken invloed hij een zoo groote verandering van zijn zienswijze te danken heeft. We weten dat Jan de Bray gedurende zijn geheele leven te Haarlem vertoefde 1). Het is dus waarschijnlijk 2) In ieder geval is ons geen bericht over groote reizen overgeleverd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1937 | | pagina 59