lange, met witte manchetten omboorde mouw komt de geplisseerde ondermouw te voorschijn, die nauw den pols omsluit. In de linkerhand houdt zij haar waaier, in de andere haar witte handschoenen. Haar hoofd wordt door een nauw zittende, zwarte kap bedekt, waarvan de afgeronde punt tot op het voorhoofd reikt. De achtergrond is niet aangegeven. In de reeks van Jan de Bray's composities ontmoeten we hier voor de eerste keer een kniestuk van een zittende figuur. Nadrukkelijk wordt het wezen van de geportret teerde persoon belicht. Men voelt een direct verband tusschen aanschouwer en uitgebeelde. Dit is een trek, die ook in zijn hierop volgende werken blijft bestaan. Deze factor, evenals eenige wijzigingen van zijn schilders techniek, komen voort uit den invloed van Frans Hals. De penseelstreek heeft ten opzichte van die van zijn tot nog toe beschouwde werken een verandering ondergaan 1). De toets is breeder, het kleurengamma blanker 2). In zijn volgende werken zijn de vormen gladder, de toets is gladder. Tot haar volmaaksten vorm kwam Jan de Bray's kunst in de regentenstukken te Haarlem (16631667), waarover we nog in ander verband zullen komen te spreken. Om door te gaan met de portretten van een enkele figuur, willen we nu het portret van een pastoor bespreken (te Osnabrück, 1666). Het is het typisch voorbeeld voor een heele reeks van overeenkomstige werken 3). Uitgebeeld is, zooals we met Dr. J. F. M. Sterck mogen aannemen, Pieter van der Wiel, een katholiek priester uit Haarlem. Hij is in een zwaren houten stoel gezeten, naar links gericht. Zijn rechterhand maakt een precieus en een doceerend gebaar. Zijn linkerhand omsluit een gebedenboek. Zijn zwart, kerkelijk gewaad wordt In zoo verre als men dat uit een reproductie kan beoordeelen. 2) Een dergelijke streek kunnen we al in het schilderstuk te 's Gravenhage waarnemen (1654). 3) Te Osnabrück, Schloss, zonder no., gesign., gejm. 1666, Aetatis 42, geleend door Kaiser-Friedrich Museum, Berlijn, No. 1288. Zie voor deze pastoorsportretten en ook om de uitgeb. te identificeerenDr. J. F. M. Sterck, Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem, 94ste Deel, 2de Afl., Maart 1932, pag. 161. Wij zijn Dr. Sterck zeer dankbaar, dat hij ons eenige deze quaestie betreffende fotografieën ter beschikking stelde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1937 | | pagina 73