gasthuizen in den zin, als wij ze thans kennen, voor
zieken, want dan zou deze ligging al heel onpractisch
zijn. Men verpleegde destijds de zieken thuis en deze
verpleging, evenals trouwens de medische hulp, waren
veel te eenvoudig, dan dat daarvoor overbrenging
naar een ziekenhuis noodig zou zijn. De naam „gast
huis" geeft echter al aan, waarvoor deze gestichten
buiten de stadswallen diendenvoor de herberging
van reizigers, die te laat aankwamen of geen kracht
meer hadden, om hun bestemming in de stad te bereiken.
Reizen deed men toen zeer weinig en het zullen dan
ook wel hoofdzakelijk pelgrims geweest zijn, die de
gastvrijheid van het gasthuis inriepen. De stichting
van een dergelijk tehuis kon aldus zeer zeker een
vroom en liefdadig werk genoemd worden. Eenige
verpleging genoten deze gasten, die dikwijls moede
of ziek waren, waarschijnlijk wel. Het sprak daarom
van zelf, dat de gasthuizen de aangewezen plaats
werden voor die zieken, wier verpleging in de stad
minder gewenscht was, de besmettelijke zieken, lepro
zen en pestlijders. Deze waren dan ook de eerste
echte patiënten van het gasthuis. Een pesthuis is het
Oude gasthuis op de Botermarkt nog lang geweest
n.l. tot 1525 doch voor de lazarij, die niet,
als de pest, slechts af en toe opdook, werd, waar de
stad zich ook over het Gasthuiskerkhof uitbreidde,
een verwijzing van deze lijders naar een leprozerie
buiten de stad noodzakelijk (1393). Nog in 1494
wordt echter, in een overeenkomsttusschen den
pastoor van de parochiekerk en de opzichters van het
St. Elisabeths- en St. Lazarusgasthuis - blijkbaar
de oude naam van het St. Gangolfsgasthuis gespro-
Van Heussen en Van Rijn, Kerkelijke historie en oudheden, IV, blz. 69.