begunstigen. Dat ge een weduwe getrouwd hebt, behoeft u niet te berouwen. Dat doen zij het liefst, die meer een vrouw trouwen voor huiselijk gebruik, dan voor hun plezier. Ook zij die paarden moeten uitzoeken, welke zij kunnen gebruiken, willen liever getemde paarden dan ongetemde. En als de vrouw een kind gekregen heeft bij haar vorigen man, zijt ge van de groote vrees bevrijd, dat ge wellicht een onvruchtbare vrouw getrouwd hebt. Morus placht mij dikwijls te vertellen, dat, als hij honderd maal zou moeten hertrouwen, hij geen enkele maal een maagd zou huwen; nu heeft hij een oude, al te lang levende vrouw". De brief vertelt dan enkele bijzonderheden over wederzijdsche vrienden; Erasmus geeft een over zicht van zijn herdrukte en nieuw uit te geven werken, maar hoe geestig de brief ook gedeeltelijk is, er heerscht toch ook een toon van somberheid in: ,,Mijn vrienden verminderen, mijn vijanden nemen toe". Maar hij heeft toch erg moeten lachen toen hij las dat Quirinus s nachts de brieven schreef, terwijl zijn vrouw daar tegen protesteerde. Dat deed Mountjoy ook, maar dan konden zijn bedienden hem alleen vervloeken, terwijl nu een vrouw haar rechten opeischt. Toen Erasmus overleed, was Talesius een man in de bloei van zijn jaren. Volgens Opmeer wordt verhaald dat de groote humanist bij zijn uitersten wil aan zijn leerling 400 kronen zou gelegateerd hebben. Goede vrienden van Erasmus bleven in briefwisseling met Quirinus, en bezochten ook zijn huis in de Dam straat. Hij behoorde tot de vriendenkring van Scho- neaus, een der Nederlanders die zich bezig hield met het schrijven van Latijnsche verzen. Het carmen, dat hij aan Talesius wijdde, vindt men in Gonnet's artikel in de Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1938 | | pagina 105