- 68 - Ordonnantie van de Gabelle van 1641, die handelde over het vrachtloon voor de schuiten, en tevens over de passagiers den wagenweg tusschen Haarlem en Amster dam gebruikende, was nl. bepaald, dat alle voerlieden rijdende tusschen Amsterdam en Haarlem „hebbende reysende Persoonen op hare Waghens zullen vrij sijn voor haer persoon, Waghens ende Paerden aende respective Hekken van den Tol". Omtrent het midden der zeventiende eeuw zijn door de overheid verschillende voorschriften gegeven aan de voerlieden, die reden tusschen de steden Haarlem en Amsterdam. Zoo was bij ordonnantie van 1645 het naar vracht „snorren" ten strengste verboden. Geen voer man, die in de stad Amsterdam kwam, mocht het Haar lemmerplein verlaten „om eenige reysende luyden een vracht van dezelve te bedingen, aen te spreken, of deselve bij tijde van open water tot aen de ordinaris Haerlemmer Veer-schuyten te volgen". Daarmede was de beurtschipper beveiligd tegen de concurrentie van het nieuwe en snellere vervoermiddel. Uit een ordonnantie van 1648 blijkt, dat er op het wagenveer een tweetal soorten wagens reed, nl. open wagens en bakwagens. „Tot gerijfvan de reysende man" werden in 1648 de prijzen voorgeschreven die de voer lieden daarvoor mochten vragen. Voor de open wagens werd voor een of twee personen betaald 1 gulden en 4 stuivers, voor 3 of 4 personen 1 gulden en 8 stuivers, etc.; voor de bakwagens bedroegen de prijzen voor een of twee personen 1 gulden en 14 stuivers etc. Ook het „aan de ketting leggen der wagens" (een van de strijd middelen tegen den wilden buswas toen reeds bekend: „soo de eene Voerman den ander sijn gras oft hoy ont nam", zal de schuldige „sijn wagen aen de ketting gesloten worden".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1940 | | pagina 104