- 72 - anders niet", welke zinsnede eveneens voorkomt in de verhuurcondities van 1763 en 1784. Alleen bij gesloten water dus was er sprake van een „gereguleerd Wagen veer". De meeste der bovenbeschreven bepalingen omtrent het wagenveer waren afkomstig van de zijde van Am sterdam. De Heeren van den Gerechte der Stad Haar lem hebben eerst op 23 December 1752 een uitvoerige ordonnantie opgesteld over de voerlieden. Niemand mocht eenige vracht vervoeren, tenzij door de Burge- meesteren daartoe geadmitteerd, en voorzien van een behoorlijke acte. De admissie werd niet verleend, voor dat „de Commissaris of Vinders daarop zullen 'wezen gehoord, om van derzelver Bequaamheyd te wezen onderrecht". De „voerluyden" moesten rijden met drie goede paarden „voor een goeden en bequaamen Wagen, voor acht Personen, ten ware bij tijde van Vorst, wanneer maar twee Paarden zullen behoeven te gebruyken". Elk jaar in Mei werden alle wagens „gemonsterd en behoorlijk geëxamineerd", waarbij de gevonden ge breken binnen veertien dagen dienden te worden voor zien. Sinds 1762 geschiedde deze jaarlijksche inspectie buiten de Amsterdamsche poort en werd verricht door een zadelmaker, een smid en een wagenmaker. Voer lieden en knechten moesten zich wachten beschonken of dronken zijnde te rijden, terwijl zij ook de passagiers niet kwalijk mochten bejegenen. Tabak rooken was een ieder die meereed streng verboden. Na deze algemeene bepalingen, die golden voor de voerlieden van alle wagendiensten van Haarlem naar andere steden, o.m. Leiden, Alkmaar, Delft, den Haag, Rotterdam, den Helder, volgden er verschillende bepa lingen voor den wagendienst op Amsterdam. De reis

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1940 | | pagina 108