- 73
moest binnen den tijd van twee uur worden afgelegd,
„ten ware de Weg zeer slecht mogte zijn". Op alle an
dere diensten mocht gepleisterd worden, behalve juist
hier, waar aan een stuk moest worden gereden. Kosten
aan paarden of wagens, onderweg gemaakt, mochten niet
op de passagiers verhaald worden. Zelfs het verstrekken
van de plaatsen was nauwkeurig aangegeven: „de eerste
Plaats te zullen geeven aan dengeenen, die eerst komt,
aan den tweeden de tweede Plaats en zo voorts".
Het bleef ook mogelijk een wagen af te huren „om op
een gesteld uur precies af te rijden"; liet men dan den
voerman langer dan een uur wachten dan was deze
van zijn werk ontslagen, maar men moest toch be
talen. De tarieven waren ook hier nauwkeurig voorge
schreven. In de zes zomermaanden (van i April tot
30 Sept.) bedroeg het tarief voor een afgehuurden
wagen voor twee personen 2 gulden en 6 stuivers; voor
drie of vier personen 2 gulden en 16 stuivers en voor
ieder persoon meer 10 stuivers; in de wintermaanden
waren de prijzen hooger. „Voor een vergaderden
Wagen" betaalde „yder Persoon, vooruyt-zittende" 14
stuivers en „achter-uytzittende" 12 stuivers; wie voor
en achter in zaten betaalden 9 stuivers.
Wie den gewonen wagen niet gemakkelijk genoeg
vond of terstond een wagen noodig had, kon een
Faëton huren, maar dat kostte hem dan minstens vijf
gulden. En zelfs kon men met een koets naar Amsterdam
reizen wat met twee paarden zes gulden en met vier
paarden acht gulden kostte.
Men had in die jaren twee vaste wagenverbindingen
met Amsterdam, die verzorgd werden door Haarlem-
sche voerlieden. Om negen uur 's morgens stonden nl.
twee wagens klaar en om twaalf uur één wagen. Om
deze Haarlemsche voerlieden te beschermen tegen con-