- 77 - Nadat wij ons over het ongeluk hadden gerust gesteld, alzoo de gevolgen van geen belang waren, voldeed ik aan zijne begeerte, zeggende: dat en soortgelijke rijtuigen (snorwagens geheeten) voor klein geld de menschen van Amsterdam naar Haarlem, en van daar terug brengen, tot nadeel van het Haarlemmer schuitenveer, wier be- langhebbers genoegen vinden in het mislukken dezer poging, en dat daaraan hun uitzinnig gedrag was toe te schrijven. Met den wensch, dat van wege het bestuur der steden Haarlem en Amsterdam een bijzonder toe- voorzigt over de rijtuigen, die men snorwagens noemt, moge worden gehouden, indien dezelve niet behooren te worden geweerd, zetteden wij den togt voort, die verder tot aan de Haarlemmerpoort niets belangrijks opleverde. Vermoeid van deze uitgestrekte wandeling, namen wij een brommertje op het Haarlemmerplein, en reden, nu eens peinzende en dan weder schertsende over onze ontmoeting, naar huis". Aan de misstanden, die van der Vijver op zijn wijze schetst, werd door het Reglement op den dienst der openbare middelen van vervoer te lande van 1829 een einde gemaakt. Niemand mocht sindsdien meer „rij tuigen aanleggen", dan nadat hij vooraf een vergunning zal hebben verkregen. Deze vergunningen werden van wege den Koning uitgevaardigd door den Staatsraad, Administrateur der posterijen en verdere middelen van vervoer. Met de uitvaardiging van dit K.B. was voor het weg vervoer in geheel Nederland een vergunningsstelsel in gevoerd. Hoe juist dit vergunningsstelsel in zijn kern ook was, het kon niet verhinderen, dat dezelfde eeuw waarin het werd afgekondigd, tevens een vooruitgang der techniek bracht, welke voor den „wagen" funest zou worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1940 | | pagina 113