- 79 - plaatsen in ons land geloopen heeft, o.m. sinds 1864 tusschen den Haag en Scheveningen. Het was het asphalt-spoor van C. Soetens, waarover deze uitvinder op 23 October 1847 in de groote zaal van de Doelen te Haarlem een voorlezing hield, welke rede later in druk is verschenen. („Asphalt sporen door ge heel Nederland, in verband met de eerste sluiting der geldleening ten behoeve van het asphalt-spoor tusschen Amsterdam en Haarlem", z.j. 1847). Het asphalt-spoor was de geperfectionneerde diligence. Op platte banden van asphalt in den weg zouden gemakkelijke, onom- valbare rijtuigen getrokken door goede paarden heen en weer rijden. Volgens Soetens zou na den aanleg nie mand meer in de IJzerbaan-wagens willen hotsen, maar een ieder zou in den vervolge van zijn voortvliegende Patentrijtuigen gebruik maken. De reisduur „van poort tot poort" zou 45 minuten bedragen. Men zou 17 a 18 keer per dag heen en weer rijden, terwijl de spoorwegen toen slechts 4 a 5 keer per dag reden. Het dividend zou vermoedelijk 25% zijn! Soetens, die zijn brochure teekende als „De Concessionaris voor het Asphaltspoor tusschen Amsterdam en Haarlem" heeft daar geen succes gehad. Zijn patentwagens hebben daar nimmer geloopen. Wij zagen, dat in 1520 de vrije concurrentie volledig heerschte. In de zeventiende eeuw werd deze steeds meer „ingedamd", totdat in 1829 een landelijk vergunnings stelsel werd ingevoerd, dat uit den aard der zaak ook gold voor het traject van Amsterdam op Haarlem. Aan dat vergunningsstelsel werd een einde gemaakt door de Wet betreffende de openbare middelen van vervoer na 1880, welke bepaalde, dat tot het in werking brengen van een openbaar middel tot vervoer van personen en goe deren geen voorafgaande vergunning gevorderd werd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1940 | | pagina 117