JAARVERSLAG 1940 Het gunstig onthaal dat het Jaarboek steeds onder vindt doet Uw schrijver welhaast de woorden van Van Oosten de Bruyn in zijn „De Stad Haarlem en haare geschiedenissen" tot de zijne maken: Daar is nauwlijks een volk, stad, of dorp, van eenige vermaardheid, en welvaaren, die niet gaarne haaren oorsprong en lot gevallen, van ouds-af, zien opgehaald, en waarvan d'inwooners geene genegenheid toonen voor de schrij vers der jaar-boeken van hunne geboorte-plaatsen. Wellicht grijpt ge nog meer dan voorheen naar het Jaarboek, omdat er in de wel zeer bijzondere omstan digheden waaronder wij leven, bij het Nederlandsche volk - en dus ook bij U, leden der Vereeniging Haer- lem - een groote voorliefde bestaat naar werken waarin de jongste en de meer oude geschiedenis verhaald wordt. Talrijke brokken der oude geschiedenis vindt ge ver meld in de steeds groeiende reeks van publicaties, waar aan in 1940 een tweetal werd toegevoegd: Het Brui- ningshofje, door den regent J. C. Dirks en Het Hofje van Loo of Sint Elisabeth's Hofje, door den heer J. Steenhuis, en verder in de artikelen afgedrukt in het Jaarboek. De jongste geschiedenis van onze stad is in de „Kro niek", welke door den heer W. P. J. Overmeer op zoo zorgvuldige wijze telkenjare wordt samengesteld, te lezen; het schrijven van die der Vereeniging zij Uwen secretaris vergund. Wanneer wij wederom aanvangen met te denken aan degenen, die in 1940 heengingen, dan rijzen in de eerste

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1940 | | pagina 11