- 118 -
van Alkemade had diens vader den naam van Alke
made aan die van Roest toegevoegd. Dirck Roest van
Alkemade (1679-1751) huwde in 1711 Geertruida
M. Dutry, die ook als zijn weduwe 's zomers op Duin
vliet woonde en daar 30 Mei 1757 overleed. Dirk
Roest v. A. had twee zoons. Voor den eenen, Denys
Roest van Alkemade, zie „Geschiedenis van Aerden-
hout", blz. 52. De andere zoon Jacobus Theodoor erfde
Duinvliet. Hij was gehuwd met Elis. M. Oem, vrouwe
van Moesenbroek (bij Giessen in Zuid-Holland). Zij
kochten er ook de kleinere hofstede Sandenhoef ten
Zuidoosten van Duinvliet bij en beiden stierven res
pectievelijk 5 Juli 1767 en 18 Maart 1785 op Duinvliet;
maar werden in Dordrecht begraven. De heeren Roest
v. A. waren lid van het Haarlemsche Jachtgezelschap
het St Hubertusgilde en zoowel de heeren als de dames
lid van het Haarlemsche H. Kerstmisgilde (Zie de Be
schrijving van dit Gild door Jhr. Mr. A. O. F. van
Sasse van Ysselt op blz. 109, 144, 145 en 169).
Mr. Dionysus, zoowel als zijn broeder Mr. Jacob,
waren sinds 1766 lid van het Haarlemsche St.Jacobs-
gilde.
De tweede zoon van den laatste, Jacob Godschalk
Roest van Alkemade, die meest in Brussel verbleef,
kreeg 20 April 1781 van Joseph II verlof er den naam
van zijn moeder Oem van Moesenbroek bij te nemen
en werd 1 April 1786 tot Vlaamsch Baron verheven.
Koning Willem I gaf hem 26 April 1816 admissie in
de Zuid-Nederlandsche Ridderschap met den titel van
burggraaf De Roest enz.
Hij stierf te Brussel 11 Sept. 1830, maar had reeds in
1789 aan zijn ouderen broer Theodoor Jan, die zelf
eerst in het huis der Oem's in Dordt en later in den
Haag woonde, opdracht gegeven Duinvliet te ver-