- 126 -
maligen conservator aan het Museum van Oudheden te
Leiden, en den garnizoenscommandant van Haarlem
Jhr. B. van Merlen. En niet slechts de duingebieden
tot Elswout behoorend, doch ook de wegen hadden het
kwaad te verantwoorden, wegens het berijden ervan
door de Cavallerie. Zooals uit het bovenaangehaalde
contract blijkt, zouden twee wegen niet door de bereden
wapens van het Haarlemsche garnizoen worden ge
bruikt. De Elswoutslaan of Achterweg was niet ge
noemd, maar de vroegere garnizoenscommandanten
hadden zich altijd welwillend betoond door ook dezen
weg, dien Mevrouw de Wed. W. Borski I, geb. J. J. van
de Velde (1764-1846) in de eerste helft der 19e eeuw
op haar kosten had laten verharden, niet door de
cavallerie te doen berijden, terwijl Jhr. van Merlen er
zich weinig of niet aan stoorde en de Elswoutslaan bijna
in het geheel niet werd ontzien. Toen hij vanwege den
heer Borski II hierop opmerkzaam werd gemaakt,
schreef hij een boozen brief, waarin hij te kennen gaf
met de handelwijze zijner voorgangers niets te maken
te hebben; na eenige correspondentie over en weer
bood hij aan, de Elswoutslaan niet te doen berijden,
mits echter het exercitie-veld een aanzienlijke uit
breiding zou ondergaan. Op besliste wijze werd dit
aanbod van de hand gewezen.
Middelerwijl waren bijna de drie jaren verstreken,
tijdens welke het gemeente-bestuur van Haarlem recht
had op de huur van het schijfschietersterrein. Mede
wegens de strubbelingen, die zich hadden voorgedaan,
scheen de gemeente niet geneigd weer in te huren,
doch wendde zich tot het bestuur der synagoge te
Amsterdam aan wie het Jodenkerkhof met een vrij
groot gedeelte duin toebehoorde, ten einde voor de
toekomst dézen grond te pachten. De heer Borski, die