- i7 - In 1891 nam mijn vader het beroep aan naar Haar lem, waar hij zijn volle werkkracht kon ontplooien. On vermoeid arbeidde hij in de groote stadswijk en het is ontroerend te hooren, hoe na zooveel jaren zijn naam in vele gezinnen nog niet vergeten is. Met oud-catechi santen hield hij lang contact, ook na zijn emeritaat, dat hij om gezondheidsredenen reeds op 45-jarigen leeftijd moest aanvragen. Behalve het specifiek herderlijk werk, dat hij met zooveel toewijding volbracht, wijdde hij zich ook aan andere takken van arbeid. Zoo richtte hij in Haarlem op een afdeeling van den Chr. Nat. Werkmansbond en een afdeeling van het Ned. Bijbelgenootschap, waarvan hij jaren lang Secretaris-Penningmeester was. Ik ben overtuigd, niet volledig te kunnen zijn en zal dan ook niet alle bestuursfuncties opsommen, die hij vervulde. Maar bij twee hiervan wil ik iets langer stilstaan, nl. bij het Diaconessenhuis en bij het Gereformeerd- of Burger Weeshuis. In het Weeshuis werd hij in 1906 als Buiten gewoon Regent geïnstalleerd, welke functie hij tot aan zijn dood bleef bekleeden. Hij voelde zich als de groot vader van alle weeskinderen en hij was bij hen geliefd om de mooie verhalen, die hij vertellen kon. Dat was ook het geval in het Diaconessenhuis. Hoe dikwijls kwam hij, ook in de laatste jaren van zijn leven nog, de avondmaaltijden meemaken om daarna te ver tellen uit zijn onuitputtelijke bron van kennis en er varing. In 1891 werd hij in het Bestuur gekozen, van 1892 tot 1908 bekleedde hij de functie van Secretaris en daarna die van Voorzitter, terwijl hij in 1920 Eerelid van het Bestuur werd. Het werk echter, waardoor hij in het geheele land bekend was, en dat ik misschien zijn levenswerk zou moeten noemen, is geweest de Vereeniging „Het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1940 | | pagina 33