-Si-
op den voorgrond, wanneer men hem om hulp ver
zocht op zijn gebied. Het best was hij in zijn werk
kamer. Daar gaf hij met milde hand aan allen, die
weten wilden. Daar toonde hij thuis te zijn in de zoo
uitgebreide verzamelingen en bibliotheek. Hij gaf veel
meer dan hem gevraagd werd, omdat hij gaarne gaf.
Wat hij wist, had hij zichzelve moeten leeren; het had
hem veel moeite, doch daarnaast ook veel genot ver
schaft. Ik geloof, dat hij daarom scherp werd in cor
respondentie of in publicatie, wanneer een ander zonder
grondig onderzoek iets, dat niet goed of zelfs fout bleek
te zijn, publiceerde. Zijn pen was vaardig en indien het
geëischt werd, scherp. Toch deed hij zulks alleen ter
wille van de waarheid.
Hij nam een zeer strenge positie in, zoowel jegens
zijn opdrachtgevers als jegens de leveranciers voor die
opdrachten. Hij stond steeds geheel vrij te hunnen op
zichte en wenschte dat te zijn. Van zichzelve eischte hij
alles en hij gaf zich dan ook ten volle. Zijn leven was
arbeid; als werker was hij vrij en onafhankelijk, een
strijder voor schoonheid en waarheid.
In 1925, na zijn 70sten verjaardag werd hij benoemd
tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Zoowel in
1925 als in 1935 werd hij gehuldigd en ter gelegenheid
dezer laatste huldiging werd door mij bijgaand portret
vervaardigd.
In den aanvang gewaagde ik ervan, dat Springer
doopsgezind was. Hij was in Haarlem 44 jaar lid van
den Grooten Kerkeraad en maakte als zoodanig meer
malen deel uit van den zoogenaamden dienenden
Kerkeraad. Ook in deze functie leefde hij ten volle
mede. De avonden, waarop de Kerkeraad vergaderde,
werden in latere jaren altijd vrij gehouden. Als Doops
gezinde heeft hij ook advies gegeven omtrent de ter-