reinen in de omgeving der Broederschapshuizen bij
Schoorl en Elspeet.
In hooge mate werd hij getroffen door den dood
zijner echtgenoote, die hem in 1936 ontviel.
In 1939 woonde hij nog onze vergaderingen bij,
scheen onveranderd, doch trok zich reeds uit commissies
terug. In de laatste jaren van zijn leven gaf hij aan zijn
herbarium, boeken en kaarten de reeds medegedeelde
bestemming. Zijn scherp verstand bleef tot het laatst toe
helder. Hij overleed 28 September 1940.
Haarlem mag dezen burger, dezen oprechten Neder
lander nooit vergeten.
J. Jeswiet
N.B. Wie over L. A. Springer meer wil weten, raad
plege het lijvige document, samengesteld door den
tuinarchitect G. Bleeker in het tijdschrift: Onze
Tuinen, jaarg. 1925 p. 417 e.v.
Verder: G. Bleeker: Leonard A. Springer, zijn
leven en werken. Weekblad voor de Kon. Maatsch. v.
Tuinbouw en Plantkunde 1941, pag. 41.
J. Jeswiet: Leonard A. Springer 1855-24 Jan. 1935.
Nederl. Dendrologisch Jaarboek 1934. pag. 33 e.v.
Idem: Leonard A. Springer 1855-24 Jan. 1935
Nederl. Boschbouwk. Tijdschrift 1935 pag. 1 e.v.
Idem. In memoriam L. A. Springer, Nederl.
Boschbouwk. Tijdschrift 1940, pag. 461 e.v.
H. J. Venema. Het Dendrologisch herbarium van
L. A. Springer. Weekbl. voor de Kon. Maatsch. v.
Tuinb. en Plantk. 1936.
Leonard A. Springer: Hoe ik tuinarchitect werd
(niet gepubliceerd).