- 46 -
het woord gaf aan partijen ter toelichting van hun
standpunt en aan de leden van Gedeputeerde Staten
tot het stellen van vragen. Uit de door hem zelf ge
stelde vragen en gemaakte opmerkingen bleken dan
telkens weder opnieuw zijn groote kennis van het ad
ministratieve recht, zijn beheersching van het punt in
geschil tot in de kleinste finesses en zijn van elk voor
oordeel gespeende onpartijdigheid.
Voor de redactie der door het College genomen be
slissing - evenals trouwens voor die van alle stukken,
die van de griffie uitgingen - placht hij groote belang
stelling te toonen. Menigmaal wenschte hij die zelf ter
hand te nemen en dan wist men van te voren, dat de
beschikking, zoowel wat den vorm, als wat den inhoud
betrof, onberispelijk zou zijn. Vooral op dit punt stelde
hij aan zichzelf en aan anderen hooge eischen. Als men
evenwel zou denken, dat die samenstelling hem geen
moeite kostte, dat hij de redactie als het ware uit de
mouw schudde, vergist men zich deerlijk; elk woord
werd gewikt en gewogen, dikwijls weder door een ander
vervangen, elk stuk werd, alvorens hij het parafeerde,
herlezen, dikwerf met het gevolg, dat andermaal
wijzigingen werden aangebracht.
Hieruit blijken zijn groote nauwgezetheid en zijn
liefde voor de Nederlandsche taal, bijzonderheden van
zijn persoon, die wellicht minder algemeen bekend zijn
dan andere, die hem tot een zoo uitnemenden Commis
saris der Koningin gemaakt hebben.
En hoe goed verstond hij de kunst om vergaderingen,
vooral kleinere, in besloten kring, te leidenSteeds wist
hij den goeden toon te handhaven en was het zijn
streven, dat de beslissingen, die genomen werden, zoo
veel mogelijk alle aanwezigen konden bevredigen.
Mochten een enkele maal de meeningen ernstig tegen-