- 49 - en van het Concertgebouw, schonk hij aan laatstge noemde instelling bovendien van 1920 tot 1933 zijn beste krachten als Voorzitter van haar Bestuur. Ook de natuurbescherming ging hem zeer ter harte. Het groote belang daarvan, vooral voor een dicht bevolkte Provincie als Noordholland, inziende, ver leende hij, waar mogelijk, zijn steun aan de Vaste Com missie voor Uitbreidingsplannen, die o.m. tot taak heeft, door het geven van voorlichting aan de Gemeente besturen het natuurschoon in de Provincie zooveel mogelijk te sparen; de vele moeilijkheden, aan de tot standkoming van het Gooisch Natuurreservaat ver bonden, wist hij te overwinnen en tot zijn overlijden bleef hij daaraan als Voorzitter van het bestuur met groote liefde zijn zorgen wijden; de Stichting ,,het Noordhollandsche Landschap" kon steeds op zijn steun rekenen en dat de Vereeniging tot Behoud van Natuur monumenten door een Provinciaal subsidie in staat werd gesteld een groot gedeelte der Heiloër bosschen aan te koopen, was zeker niet in de laatste plaats aan hem te danken. De wetenschap diende hij als lid van het College van Curatoren der Gemeentelijke Universiteit van Amster dam, als bestuurslid voor het leven van het „Leidsch Universiteitsfonds", als Voorzitter van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en van de Konink lijke Vereeniging ,,het Koloniaal Instituut". Op hoe hoogen prijs alle arbeid, door hem in het alge meen belang verricht, werd gesteld, is hem nog bij zijn leven bij verschillende gelegenheden gebleken, niet alleen door de hem verleende Koninklijke onderschei dingen - hij was Commandeur in de orde van den Nederlandschen Leeuw en Groot-Officier in de orde van Oranje Nassau - maar ook van de zijde van zijn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1940 | | pagina 77