HET WAGENVEER AMSTERDAM-HAARLEM Charles Victor Prevöt, vicomte d'Arlincourt, fransch dichter en romanschrijver, beschreef bijna honderd jaar geleden in zijn „Le pélérin" den weg van Amsterdam naar Haarlem als volgt: „Verbeeldt u drie evenwijdig en rechtlijnig loopende wegen, welke nergens van elkander wijken en die alle drie, ieder op verschil lende wijze, den reiziger overbrengen; de een met een schuit over de vaart, de ander in een rijtuig over de groote weg, de laatste in de wagon over ijzeren sporen Niets is vreemder dan die aanhoudende en afwisselende beweging van menschen, welke tegelijk en in dezelfde richting alle ter verplaatsing van menschen en zaken bestaande middelen bezigen. Om het schouwspel te voltooien hadden wij een rij luchtballonnen of lucht schepen boven ons hoofd dienen te hebben, doch, wie weet! de een of andere dag zullen wij ook dat zien, waarom niet?" Over het beurtveer van Amsterdam op Haarlem is in het jaarboek Haerlem 1939 een en ander gepubliceerd; over de eerste ijzeren sporen is bij het eeuwfeest der Nederlandsche Spoorwegen allerlei meegedeeld, maar aan „de rijtuigen over de groote weg" werd slechts weinig aandacht besteed. Toch hebben wagenaars en voerlieden, diligences en snorwagens, een belangrijke functie gehad in het vervoerwezen tusschen beide steden. Reeds in een der oudste keuren - zoo niet de oudste keur - betreffende het veer van Amsterdam op Haarlem, dateerend uit 1520, welke keur voornamelijk bepalingen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1940 | | pagina 98