en om zijn beleidskwaliteiten, die door al zijn politieke tegen standers werden erkend. Het zou ons te ver voeren om dezen begaafden propagan dist voor waarheid en recht, die zijncarrière met een onafschei delijke witte das begon en in die dagen de „Roomsche Pieter Jelles" genoemd werd, anders dan in korte trekken te schetsen. Ik moge enkele herinneringen aan „Gedeputeerde Bomans", dien ik een tiental jaren als journalist in de openbare zittingen meemaakte, boekstaven. Men kon ervan verzekerd zijn, dat de koffiekamer verlaten bleef, wanneer Mr Bomans de deba ters uit de Staten beantwoordde. Men wilde den humor, waarmede hij zijn beleidsverdediging wist te kruiden, in geen geval missen. De koude, zakelijke en soms vervelende sfeer werd door zijn geestige, met wisselende intonaties en veelzeggende mimiek benadrukte voordracht, zonniger, war mer gemaakt. Een voorbeeld: enkele leden vroegen herbouw van de abdij van Egmond.^ Mr Bomans ging daarop met een zeer geestig betoog in. Hij voelde er wel iets voor, doch vroeg zich af, waar hij vijftig geharnaste ridders voor de bezetting vandaan zou moeten halen. Als voorzitter der commissie van vervoer uit Gedeputeerde Staten wist hij soms de tientallen gegadigden voor een autobus concessie, die dikwijls fel tegenover elkander stonden, door een kwinkslag of een gebaar tot elkander te brengen. Tijdens de debatten in de groote zaal of in de koepelkamer en petit comité kon men hem zien teekenen. Honderden pen- teekeningen, grillige figuren, fraaie ontwerpen voor tafel kleedjes, stapelde hij in een kastje op en menig oud-Statenlid zal het hem geschonken „meesterwerk" in dankbare herinne ring bewaren. Terwijl hij even met teekenen ophield, stelde hij dan plotseling een scherpzinnige vraag, die verhelderend werkte, of hij plaatste, al figuren trekkend, een interruptie, die groote vroolijkheid veroorzaakte. Hij hield van Haarlem en het gewest. Hij gaf er al zijn zorgen aan, bestudeerde de vele en soms uiterst moeilijke vraagstukken consciëntieus, maar verstarde nooit in ambtelijke vormen, wanneer hij ze in het openbaar belichtte. De katholieke gemeenschap is vooral veel dank aan hem verschuldigd. De heer J. J. Brinkman getuigde bij zijn ver scheiden in de Nieuwe Haarlemsche Courant: „Nooit of - 10 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1941 | | pagina 26