HEYNDRIGK GOLTZIUS (1559-1617)
EN TROU MOET BLIJCKEN
I. COORNHERT EN GOLTZIUS
Twee mannen zitten aan den arbeid in een plaatsnijders
werkplaats te Haarlem. Het is in het najaar van 1578.
De eene is Dirk Volkertsz. Coornhert, thans 54 jaar, met
een rijk verleden achter zich. Geboren Amsterdammer had
hij, nauwelijks volwassen, reeds in Spanje en Portugal gereisd.
Teruggekeerd was hij huismeester en vriend van Reinoud en
Hendrik van Brederode geworden, bij wie hij meermalen
Prins Willem had ontmoet. Daarna had hij zich als graveur
in Haarlem gevestigd, waar hij door veelzijdige kennis
notaris, secretaris en pensionaris der stad was geworden. Door
zijn relaties met de Brederodes en den Prins was hij 't grootste
deel van 1567 gevangene; maar hij weet zich vrij te pleiten,
doch wijkt daarna uit naar Emmerik. Zijn bezit wordt ver
beurd verklaard. Doch het getij keert en in 1572 is hij secre
taris der Staten van Holland. Deze dragen hem een onderzoek
op naar afpersingen, die door Lumey's onderbevelhebbers
zouden zijn bedreven. De woedende Lumey bedreigt Coorn
hert met den dood, waarop deze zijn ambt neerlegt en weer
over onze Oost-grens trekt. Nog in 1575 is Coornhert een der
24 personen, die door Requesens van 't Groot Pardon worden
uitgesloten. De Pacificatie van Gent, 8 Nov. 1576, maakt het
pad naar 't vaderland weer voor hem vrij, waarop hij naar
Haarlem terugkeert, zijn notariaat weer opneemt en zich
verder aan de graveerkunst wijdt, waarin hij het zeer ver had
gebracht.
En de tweede, die met Coornhert in zijn atelier werkzaam
is? Een jonge man, die met zijn 20 jaar maar even de grens
van het jongelingschap heeft overschreden. Hij is door
Coornhert uit het Guliksche meegebracht en heet, naar hij
zelf teekent, Heyndrick Goltz of Goltzius. Hij stamt uit een
geslacht van kunstenaars. De overgrootvader, Hubrecht
Goltz uit Heinsbeek, vestigde zich als kunstschilder in Venlo.
Diens zoon Jan schilderde ook, maar was tevens burgemeester