- 27 - zijn kinderjaren heeft verzorgd, zonder daarvoor ooit iets te ontvangen. Van Mander noemt Goltzius een welsprekend man. „Sijne woorden waren als gloeiende carnatiën en diepselen; weinig gehoorde verhalinghe". Dr. Hirschmann, die in 1916 een verzorgde studie schreef over „Goltzius als schilder" ver klaart: „Goltzius muss ein Mann von umfassende, zumal auch litterarische Bildung gewesen sein" en geeft dan een heele rij van wetensschappelijke mannen, met wie Goltzius bevriend was of correspondeerde. Dat een man van de groote kunstenaarsgaven, die Goltzius bezat, die bovendien welsprekend was, van breede algemeene ontwikkeling en met een sterken persoonlijken humanitairen inslag, op het voorbeeld van Coornhert en van Mander, den weg tot de humanistische rederijkers vond en tot de kamer der Pelicanisten, onder de kenspreuk Trou moet blijcken toetrad, is volkomen begrijpelijk. Hij zal een goed broeder onder de broederen zijn geweest, want aan gezelligheidszin blijkt het hem niet te ontbreken. Dr. Bredius vond in het rekenboek van den Haarlemschen kastelein in „den Coninck van Vranckrijk", waar Goltzius verkeerde met de schilders Cornelis Heda, Frans Pieters de Grebber, Claes Cornelisz van Wieringen en zijn stief zoon Matham e.a., Goltzius in het krijt staan voor 42 flo rijnen, de naastvolgende met 16 fl. Geldgebrek zal daarvan niet de oorzaak zijn geweest. Dr. Hirschmann schrijft: „Offen- bar ist Goltzius ein guter Geschaftsmann gewesen. Seine Stiche wurden in alle Kulturlander vertrieben. Wir wissen dass er respektable Betrage dafür eingezogen hat." Goltzius was grand seigneur en was daardoor ook de aan gewezen man om Rubens, den Vlaamschen grooten heer, bij diens bezoek aan Holland naar eisch te ontvangen. Hij zal ook voor de Kamer een steunpilaar geweest zijn als er op haar een beroep werd gedaan. Zijn medeonderteeke- mng van een adres aan het Haarlemsche Stadsbestuur doet vermoeden, dat hij in 1596 tot de hoofden van Trou moet blijcken behoorde. Meermalen stelde hij zijn kunst in dienst der Kamer. Hij ontwierp voor haar een (nog aanwezig) blazoen, dat door Frans Pieters de Grebber geschilderd werd. Tweemaal teekende hij voor de Kamer een embleem, dat door zijn stiefzoon Matham in koper werd gesneden. Een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1941 | | pagina 53