- 3o -
door den bekenden Cornelis Drebbel, die met een zuster
van Goltzius getrouwd was, en die een tijdlang bij hem ge
werkt heeft. Tot diens vele kundigheden behoorde ook de
chemie, die hem tot het vinden van verfstoffen bracht. Zijn
naam is het meest bekend, doordat hij op de Theems in
Londen onder water zou gevaren hebben. Later verviel Golt
zius in handen van een chevalier d'industrie Engelbrecht.
Deze werd ontmaskerd en toen heeft Goltzius met de alchemie
gebroken. Intusschen had het hem aanzienlijke offers gekost.
Huygens vertelt zelfs, dat hij een zijner oogen verspeelde. Dit
wordt evenwel tegengesproken door portretten uit lateren tijd.
Het is een weinig gelukkige periode in Goltzius' leven. Hij
kwam er in het calvinistische Haarlem door in opspraak.
Op deze levensperiode wijst Goltzius' schilderij „de Al
chemie", waarvan een reproductie bij dit artikel (Afb. 2).
Het dateert van 1611, het jaar waarin de Fransche aalmoeze
nier zijn „L'or potable qui guérit tous les maux" publiceerde.
Goltzius had zijn alchimisterij toen reeds beëindigd.
Het schilderij (van ongewone afmetingen: 2,25 m. bij 1.80 m.)
hangt sinds 1923 in het trappenhuis van het Augustinerhof te
Bazel. Het werd aan de stad gelegateerd door den koper
graveur en kunsthandelaar Birmann, die het weer uit de
nalatenschap van den kopergraveur Christian von Meghel
te Bazel had verworven.
Hoewel wat koud van coloriet boeit het schilderij met zijn
vele figuren en rijke ornamenten toch zeer. De oplossing te
vinden voor de allegorische voorstelling is alleen mogelijk,
wanneer men den levensgang en de inzichten van den schilder
kent, die hier een „tranche de vie" geeft, die hemzelf betreft.
Dr. Hirschmann, die in zijn werk een zeer verzorgde be
schrijving van het stuk geeft, zegt niet tot een bevredigende
oplossing te zijn gekomen. „Mein Deutungsversuch lasst noch
vieles unerklart Ich habe allerdings vergeblich danach
geforscht."
Bij den uitleg moet rekening worden gehouden met de
symboliek, zooals men die verstond in den tijd, dat het
schilderij tot stand kwam en die voor een groot deel is vast
gelegd door Carel van Mander in zijn „Uytbeeldinghe der
figuren".
Het voorgestelde splitst zich in twee groepen. Rechts ligt
in een vrouwelijke gestalte „de Alchemie" in al haar ver-