zilveren sterren bezaaid, op de borst aan weerszijden zon en maan. „De zon" zoo leert van Mander „is de oprechte waarheid, de maan met haar wisselende standen is de mensch in zijn veranderlijkheid, de sterren zijn de zielen van hen die voorgingen". Minerva verbeeldt dus hier: het zoeken naar de volle waarheid, daarbij wèl de menschelijke veranderlijk heid onderkennende, maar volhardende door het gedenken van die voorgingen. Achter haar twee bijbelsche figuren: Mozes en bij de daarneven liggende kroon zal de andere Salomo zijn. Twee wijzen, twee „Vinders", nog geldende titel voor twee andere ambtsdragers in Trou moet blijcken. De Keizer begroet met open armen de groep van drie mannen, die achter Mercurius staan. De middenfiguur, de man met den vollen baard, is een zeer geslaagd zelfportret van Goltzius. Links een man in de volle kracht der jaren, rechts een jongeling. Waar zooveel in dit schilderij „let terlijk" moet worden uitgelegd, acht ik dat deze twee per sonen zij zijn, die Goltzius in zijn leven „het naast stonden": Jacob Matham, toen 40 jaar, zijn stiefzoon, en Frederik de Vries, zijn pleegzoon, even 20 jaar. Het is alsof Goltzius den hem verwelkomenden Keizer toeroept: „Ik en mijn huis, wij verwerpen het materialisme van de Alchemie, wij willen, Keizer, onder uw wijze leiding, waarheid, schoonheid en naastenliefde zoeken in de kamer der Pelicanisten, onder de kenspreuk Trou moet blijcken". Op den achtergrond ziet men de broeders reeds bijeen om hem feestelijk in den kring te ontvangen. Een levenskeer - nu ten goede. Mr A. S. Miedema - 32 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1941 | | pagina 58