- 34 treffende het winnen van het gilde, vooral vast, hoe de z.g.n. ventjagerij te bestrijden. Verkoop van allerlei goederen buiten het gilde is verboden, tenzij op bepaalde marktdagen en dan slechts op de daarvoor bestemde plaatsen. Het bestuur van het gilde, dat oudtijds ook het beheer over het altaar had, berustte bij deken en vinders, die door het gerecht benoemd werden en aan dit college rekening en verantwoording schuldig waren van de boeten, die zij hieven van hen, die de keuren overtraden. Later geschiedde de benoeming van twee dekens en drie vinders door Burge- meesteren op voordracht van het gilde. Reeds in de oudste keur is de bepaling opgenomen, dat de andere gildebroeders, als één van hen tot armoede vervalt, verplicht zijn tot zijn bijstand zekere bijdrage te leveren. Ten slotte wordt een vast bedrag, 4 stuivers per jaar, van de leden geïnd, „tot onderhout ende sustinatie van de armen, scha- melen, behoeftighen en crancken gildebroederen". Het is waarschijnlijk uit behoefte, om wat meer voor hun verarmde leden te doen, dat het gilde besloot, uit wat van deze gelden overschoot een hofje te stichten. In 1611 kocht het daartoe van zekeren tuinder, Cornelis Willemsz., een erf met opstal, alles oorspronkelijk terrein van het vroegere klooster der Witte Heeren, met een uitgang in de Witte Heerenstraat, welke blijkbaar de poort van het hofje is geworden. In 1613 werden de eerste huisjes gebouwd en door tal van legaten ten bate van het hofje en het gilde daartoe in staat gesteld, kon men het in 1624 uitbreiden met nog twee huisjes, die ten Zuiden van bedoelden uitgang of poort lagen en in dat j aar door regenten werden aangekocht. In het geheel zijn er 11 wo ningen geweest, die oorspronkelijk waarschijnlijk gratis aan arme gildebroeders ter bewoning werden gegeven. In de kasboeken, die slechts uit de 18e eeuw over zijn, vinden we inkomsten aan huur geboekt van de huisjes nrs. 1-5 en 8—11, waaruit blijkt, dat toenmaals het karakter van hofje reeds verloren was gegaan. In 1644 besloten dekens en vinders het terrein van het hofje ook nog te benutten voor den bouw van een gildehuis. Voor hun vergaderingen hadden zij wel behoefte aan een vaste zaal en vooral voor de jaarlijksche bijeenkomsten van oude en nieuwe besturen te zamen met hun vrouwen, die vaak met feestelijkheden als bijv. een maaltijd gepaard gingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1941 | | pagina 60