- 35
In de 16e eeuw, toen deze jaarlijksche vergaderingen blijk
baar algemeene ledenbijeenkomsten waren, werd dan vaak
een spel opgevoerd. De vergaderingen vonden toen meestal
plaats op den Cloveniersdoelen, maar ook wel op het Stadhuis
of in de Groote Kerk. Aldaar, in den Noordertrans, besloten
dekens en vinders in 1644 tot het bouwen van een gildehuis
op het Comanshof op de plaats van twee oude vervallen
huisjes, die men niet langer kon onderhouden. Blijkbaar
waren dit de huisjes nrs. 6 en 7, die later niet meer bij de
verhuringen voorkomen. Ook werd besloten van de inge
komen boeten huisraad voor het gildehuis te koopen. Verder
werd de jaarlijksche groote vergadering verplaatst naar
Pinksteren, waarna op 3en Pinksterdag 1645 (6 Juni) de eerste
vergadering van het oude en nieuwe bestuur met hun vrouwen
in het nieuwe gildehuis werd gehouden. Op 30 Jan. 1646
besloot men, om maandelijks een vergadering op het gilde
huis te houden en wel den eersten Woensdag van de maand,
des middags om 3 uur. In de ramen van de vergaderzaal zijn
toen (1646) ook gebrandschilderde ovale ruitjes met wapens
en namen van dekens en vinders geplaatst.
De knecht van het gilde, die de bijdragen der leden in
zamelde en de vergaderingen aanzegde, woonde in dit
gildehuis; zijn vrouw moest het schoonhouden. De knecht
mocht echter niet disponeeren over de vruchten van den tuin
zonder toestemming van regenten. Van een knecht, die
wegens slecht gezicht zijn ontslag vroeg, wordt in de notulen
van 14 Febr. 1726 vermeld, hoe hij vrije woning krijgt in
kamer nr. 11hetzelfde wordt later ook aan de weduwe van
een knecht toegestaan (1746).
Toen in 1798 de gilden werden opgeheven en hun goederen
aan de stad vervielen, kwam ook het hofje met gildehuis in
stadsbezit. De commissarissen over de neringen en hand-
teringen hebben eerst de huisjes verhuurd, maar in 1854 werd
alles publiek verkocht. In 1871 kwam het geheele hofje door
aankoop in handen van den gemeente-archivaris, Mr A. J.
Enschedé, die de huisjes liet sloopen, het erf aan den tuin van
zijn huis in de Zijlstraat trok en het gildehuis zooveel mogelijk
in zijn oorspronkelijk karakter deed herstellen. Langs anderen
weg, nl. door een schenking van Dr A. van der Willigen Pz.,
kwam hij tevens in het bezit van de gebrandschilderde ruitjes,
die in 1854 apart verkocht waren met de andere roerende