SANDENHOEFF
A. DE BOLHOFSTEDE OF SANDENHOEFF
De beschreven geschiedenis der meerendeels verdwenen
Aerdenhoutsche buitenverblijven zou niet geheel volledig
zijn, wanneer niet aan die van een kleine, doch oude hofstede
daarin een plaats werd toegekend.
Het geslacht Bol, dat voor onderzoekers van het verleden
van Haarlem en omstreken geen onbekenden klank heeft,
mag naar alle waarschijnlijkheid wel worden aangemerkt
als de stichter van het aan den rand van den Aerdenhout ge
legen buiten: „De Bol(len)hofstede", later „Sandenhoeff"
geheeten.
Reeds op 28 December 1583 ontving de weduwe Chris-
TOFFEL VAN SCHAGEN, „JoffrOUWe HASE VAN SpARWOUDe",
van Jonker Reijnier van der Duyn 600 gld. tegen 30 pond
10 schellingen 's jaars losrente met als onderpand „De Bol-
hofstede", groot 22 morgen.
Het geslacht Van Schagen, vermaagschapt aan dat van
Van Wassenaer, is langen tijd eigenaar geweest, doch in de
2 e helft der 17e eeuw komt hierin verandering.
In April 1668 had Cornelis Roodhoorn, gez. Backer
(geb. 1633) de hofstede Nuyssenburch geërfd van zijn
Moeder Brigitta (Brechtje) Spiegel. Er op bedacht zijnde
zijn bezitting uit te breiden, koopt hij tezamen met zijn
broeder Mr Willem Backer Willemszoon op 22 Nov. d.a.v.
voor Schout en Schepenen van Tetterode, Aelbertsberg en
de Vogelenzang van de erfgenamen van Vrouwe Anna van
Schagen „zeeckere Hoffstede ende Landen staende ende
leggende in den Banne van Tetrode van outs genaempt
Bollenhofstede", groot 30 morgen, 450 roeden, „wesende allo-
diael offte patrimoniael, schoon hooy wey als teellandt" voor
de som vanƒ 26.000,-. „Bruyckster" der hofstede was Geertie
Jans, Wed. Jooris Gerrits, op wier aanwijzing in Maart
1668 een kaart van het goed was gemaakt door den Haar-
lemschen landmeter Andries van de Walle.
Cornelis Backer, schepen en raad der stad Amsterdam,
mitsgaders bewindhebber der Oostindische Compagnie,