- 58 -
van het Gasthuis met toestemming van burgemeesteren en
regeerders der stad Haarlem, „als oppervoogden van den
selven Gasthuyse" in eeuwigdurende erfpacht uitgegeven
aan Sr. Johan Heerman en diens schoonzuster Margareta
van Campen, „seeckeren laen genaemt de Pijlslaen soo groot
en cleyn d'selve buyten de groote houtpoort is geleegen
tegen een jaarlijkschen canon van 25,- te voldoen op Lucas
Markt (4 Maart). Vanzelfsprekend moesten de erfpachters
gedoogen de notwegen der aangelanden.
Ligt dus tot heden de oorsprong van de laan zelve in
in het duister, ook die harer naam is niet met zekerheid aan
te wijzen. A. Loosjes Pz. x) is wel geneigd eemg verband te
zoeken met een steenen paal, die zich, versierd met de wapens
van Haarlem en Heemstede, aan den Wagenweg bevond
ter plaatse waar de Pijlslaan op deze uitkomt, en die de schei-
dinsf vormde tusschen de iurisdictie der stad Haarlem en cue
van de heerlijkheid Heemstede. Een enkele maal wordt de
Pijlslaan ook Gasthuislaan genoemd, hetgeen tot verwarring
met de tegenwoordige Gasthuislaan aanleiding kan geven.
De weg, zooals hij in den hierboven aangehaalden erfpachts-
brief is omschreven, heeft nagenoeg zijn zelfde beloop be-
houden, nl. van den Wagenweg afin een flauwe bocht naar de
Houtvaart3). Hij vormde met de daarover geslagen brug den
eenigen directen toegang van Haarlem uit tot de Bolhofstede 01
Sandenhoeff en verdere aangrenzende gronden. De Pylslaan
is altoos gaande in westelijke richting een doodloopende weg
geweest. Na doode van den eersten erfpachter, Johan Heer
man, die de laan van de Houtvaart af naar het duin in eigen
dom had, verkrijgt zijn schoonzoon Willem Bosschaart
nomine uxoris behalve deze, de Pijlslaan. In 1722 na diens
overlijden gaan beide lanen over op zijn zoon Jacob Bos-
schaart, die ze op n Maart i729 verkoopt aan Nicolaas
Wildeman en Bannier van Nes. De koopers moesten zorgen,
dat de belendende war moestuinen altijd „soo te voet als met
wagen en paerden" konden worden bereikt.
(1) Hollands Arkadia, 1804, blz. 24.
(2) F. Allan, Gesch. en Beschr. v. Haarlem, Dl. II, blz. 167, noot 2.
(V) Sedert het graven van de trekvaart op Leiden Ao. 1657, heelt
langzamerhand voor het gedeelte tusschen Wagenweg en Leidsche Vaart
de naam Schouwtjeslaan burgerrecht verkregen, terwijl het nog res-
teerend deel van den weg den naam Pijlslaan tot heden heeft behouden.