- 59 -
Na drie maanden wordt de Pijlslaan met haar vervol?
naar het duin wederom verkocht en wel op 17 Juni 1729 aan
Mr Cornelis Backer Jansz., eigenaar van Sandenhoeff.
Deze het de brug over de Houtvaart verbeteren, een inrijhek
zetten en de nog aanwezige portierswoning bouwen. In het
begin der 19e eeuw met een gedeelte van Sandenhoeff in het
bezit gekomen van Willem Gerrit van de Poll, wordt in
1811 eigenaar de Heer Willem Borski I, die op 25 Juli 1814
den erfpachtscanon heeft afgekocht voorƒ625,-4 6e quitantie
was behalve door den Haarlemschen notaris W. A. Haselaar
en getuigen, onderteekend door David Hoeufft, burge
meester, en Izaac Cornelis Sterk, ontvanger der Dir. Bel
te Haarlem, in qualqeit van regenten van het St. Elisabeth's
of Groote Gasthuis.
Sindsdien wordt de Pijlslaan het eerst weer genoemd in
een stuk betrekking hebbende op den aanleg van den spoorweg
Haarlem-s-Gravenhage; op 23 Febr. 1846 wordt tusschen
Vrouwe J.J. van de Velde, Wed. W. Borski I, en de H.IJ S M
vertegenwoordigd door L. J. J. Serrurier en J. Gerken, een
overeenkomst aangegaan, waarbij eerstgenoemde aan de
H.1J.S.M. ,,zoo lang de spoor- weg van Haarlem op 's-Gra
venhage zal bestaan, het recht van overgang en overrid geeft
over de Laan gelegen aan de Leijdsche Trekvaart onder de
Gemeente Heemstede tegen een recognitie van 5,- 's jaars".
De Mij nam de verplichting op zich den overweg „steeds in
eenen begaan- en berijdbaren staat" te onderhouden. x) On
aangenaamheden deden zich een paar keer voor toen de
spoorboomen niet hoog genoeg door den spoorwachter werden
opgehaald bij het passeeren van de equipage van Elswout,
hetgeen behalve hevig schrikken der paarden en eenige schade
aan het rijtuig overkomen, tijdelijk een nogal felle brief
wisseling deed ontstaan.
Bij gedeelten js de Pijlslaan (waaronder dus ook de
ochouwtjeslaan) in het laatste der 19e en het begin van
deze eeuw verkocht aan de gemeenten Haarlem en Heem
stede, terwijl na de partiëele annexatie van dit dorp Haarlem
den ganschen weg in eigendom verkreeg.
C. W. D. Vrijland
(1) Geringe wijzigingen in de overeenkomst werden gemaakt op
3 Uec. 1902 (verhooging der recognitie met 5,-) en op 11 Juli 1918.